THE POLITICAL ORDER OF ANTICHRIST
George Farmer over de technologische religie van de nieuwe wereldorde
Catholic Identity Conference 2025
0. Inleiding
Tijdens de Catholic Identity Conference 2025 hield de Britse ondernemer en katholieke denker George Farmer – voormalig CEO van het sociale mediaplatform Parler, afgestudeerd in de theologie aan Oxford en echtgenoot van Candace Owens – een opmerkelijke en indringende lezing over wat hij “de politieke orde van de Antichrist” noemt. Vanuit zijn unieke achtergrond op het snijvlak van technologie, cultuur en geloof schetst Farmer een confronterend beeld van de geestelijke strijd waarin de moderne mens verstrikt is geraakt.
Volgens hem bevindt het front van deze strijd zich niet alleen in politieke besluitvorming of maatschappelijke trends, maar in iets veel intiemers en alledaagser: de technologie die wij vrijwillig in onze broekzak dragen. Farmer waarschuwt dat de christelijke beschaving al eeuwen terrein verliest, terwijl een nieuwe, fundamenteel christofobe wereldorde opstaat. In die nieuwe orde wordt technologie geen neutraal hulpmiddel, maar een soort pseudo-religie met eigen rituelen, dogma’s en missionarissen.
De smartphone, sociale media en artificiële intelligentie worden zo – vaak ongemerkt – de sacramenten van een cultuur die de mens verslaaft, verdeelt en vervreemdt van God. Farmer’s toespraak is dan ook tegelijk cultureel, filosofisch en diep pastoraal: een krachtige wake-up call voor elke katholiek die wil begrijpen hoe de strijd om de ziel van de mens er vandaag uitziet. En vooral: hoe wij onszelf, onze gezinnen en onze parochies kunnen wapenen tegen de subtiele maar totale greep van de technologische geest van deze tijd.
1. Wie is George Farmer, en waarom spreekt hij op de CIC?
George Farmer opent zijn lezing met humor over zijn publieke reputatie. Als echtgenoot van Candace Owens wordt hij in de media voortdurend beschuldigd van banden met zowat elke denkbare buitenlandse inlichtingendienst. Maar achter deze speelse intro zit een serieuze boodschap: Farmer beschouwt zichzelf niet langer als een publieke commentator over politiek, maar als iemand die vooral wil spreken over datgene wat er werkelijk toe doet: het katholieke geloof.
Zijn aanwezigheid op de Catholic Identity Conference is volgens hem geen toevalligheid. Farmer is niet alleen theologisch gevormd en vertrouwd met de culturele debatten van onze tijd, maar voelt ook een roeping om vanuit zijn positie in de zakenwereld en technologiewereld een getuigenis te geven. Hij noemt het geloof “het enige dat nog werkelijk betekenis heeft” en ziet zijn spreken op de CIC als een bijdrage aan een bredere katholieke heropbouw.
2. De neergang van Christendom
Farmer plaatst zijn lezing in een breed historisch perspectief. Volgens hem is Christendom – als beschaving, cultuur en moreel referentiekader – al eeuwen in verval. De eerste grote barst ontstond tijdens de Reformatie, toen de eenheid van de katholieke wereld werd doorbroken en het gemeenschappelijke morele anker verdween.
Sindsdien is de christelijke cultuur in een gestage achterwaartse beweging terechtgekomen. De Verlichting versnelde deze trend door de mens centraal te stellen in plaats van God. De twintigste eeuw, die Farmer de “satanische eeuw” noemt, bracht een explosie van geweld, ideologieën en morele ontbinding die nooit eerder in de geschiedenis was gezien.
Niet alleen de wereldoorlogen, genociden en totalitaire regimes dragen volgens hem deze duistere stempel, maar ook de seksuele revolutie, het moderne economisch denken dat mensen reduceert tot cijfers, en het relativisme dat elke waarheid oplost in persoonlijke voorkeur. Samen vormen ze een culturele erosie waarbij de mens zich losmaakt van God en van de objectieve moraal die eeuwenlang het fundament van het Westen was.
3. De opkomst van een tegencultuur: anti-Christendom
Tegenover de neergang van Christendom rijst volgens Farmer een spiegelbeeldige kracht op: anti-Christendom. Deze tegencultuur is niet eenvoudigweg atheïsme of onverschilligheid, maar een actieve, systematisch georganiseerde tegenbeweging die de waarden van het Evangelie doelbewust ondermijnt.
Anti-Christendom heeft zich langzaam opgebouwd en volgt volgens Farmer een traject dat opvallend gelijk loopt met dat van de christelijke beschaving zelf: eerst ontstaan, dan worstelen, vervolgens domineren.
In de moderne tijd heeft deze beweging haar filosofische basis gevonden in het relativisme, haar morele motor in de seksuele revolutie en haar culturele uitdrukkingsvormen in hyperindividualisme en technocratie.
Farmer stelt scherp dat deze tegencultuur vandaag zo diep geworteld is dat generatie na generatie lijkt op te groeien zonder nog weet te hebben van de christelijke beschaving die haar heeft voortgebracht. Tegelijk wijst hij erop dat de onderdrukking van christelijke gemeenschappen – zowel fysiek als cultureel – in de 20e eeuw ongekend hoog was. De wereld is, volgens hem, ronduit vijandig geworden tegenover het geloof dat ooit de hoeksteen van haar cultuur was.
4. Technologie als nieuwe religie
In het centrale deel van zijn lezing benoemt George Farmer een vijand die volgens hem door de meeste mensen totaal wordt onderschat: technologie. Niet technologie als neutraal hulpmiddel, maar technologie als een soort theologie — een levensbeschouwing, een pseudo-religie die de plaats inneemt van God.
Volgens Farmer is de moderne technologische industrie gebouwd op schijnbaar positieve begrippen zoals efficiëntie, gemak, vrijheid, democratisering en connectiviteit. Maar achter deze aantrekkelijke termen gaat een diepe geestelijke ontreddering schuil. Technologie biedt halfwaarheden: ze belooft verlichting, maar brengt dikwijls slavernij; ze belooft verbinding, maar leidt tot isolatie; ze belooft kennis, maar versplintert de aandacht en verdringt de wijsheid.
Farmer benadrukt dat de mensheid zich zonder nadenken in deze nieuwe “religie” heeft gestort. De snelheid waarmee internet, smartphones en digitale platforms zijn ingevoerd, heeft de samenleving onvoorbereid en kwetsbaar gemaakt. Terwijl de wereld jubelde over vooruitgang, voltrok zich volgens Farmer een subtiele geestelijke ontwrichting.
5. De smartphone als ‘zwarte spiegel’
Om zijn punt concreet te maken, haalt Farmer het voorwerp tevoorschijn dat voor hem het symbool bij uitstek vormt van deze nieuwe pseudo-religie: de smartphone. Hij noemt het toestel de ‘zwarte spiegel’, een toegangspoort tot verleiding, geestelijke verstrooiing en verslaving op ongeziene schaal.
Farmer verwijst naar Christus’ woorden over het uitrukken van een oog of het afhakken van een hand wanneer die tot zonde leidt. Als Jezus vandaag sprak, zegt Farmer, zou Hij wellicht zeggen: “haal de telefoon uit uw zak en gooi hem in het vuur.” Dat is geen pleidooi voor technofobie, maar een waarschuwing tegen de macht die dit toestel heeft gekregen over onze tijd, onze aandacht en uiteindelijk onze ziel.
De smartphone registreert alles, luistert altijd mee, overspoelt ons met informatie en verleidingen, en vormt volgens Farmer de grootste bron van afleiding van het gebed en de geestelijke orde. Een generatie die nauwelijks nog kan concentreren, is een generatie die moeilijk kan bidden, moeilijk kan luisteren naar God, en moeilijk rust vindt in de waarheid.
6. Sociale media: een cultuur van verslaving
In een volgende stap analyseert Farmer de softwarelaag van deze technologische cultuur: de sociale media en digitale platforms. Hij noemt ze opzettelijk verslavend. De eindeloze scroll, het verversen van de feed, de notificaties — volgens Farmer zijn ze allemaal ontworpen volgens de logica van gokautomaten, gericht op het maximaliseren van dopaminepiekjes.
Hij schetst herkenbare situaties: het bekijken van perfecte foto’s van anderen, de jaloezie die dat opwekt, de drang om zelf gezien of bevestigd te worden, en het eindeloze ronddwalen in filmpjes die geen enkele blijvende waarde hebben. Het resultaat is een generatie die tegelijk is geïsoleerd, verslaafd en depressief.
Farmer noemt sociale media “het moderne opium van de massa”. Waar Marx het geloof verkeerdelijk als opium beschreef, is het vandaag de digitale verslaving die de mens bedwelmt, afstompt en afhankelijk maakt — en die vooral de ziel beschadigt.
7. De dreiging van artificiële intelligentie
Tot slot richt Farmer zich op de nieuwste en volgens hem gevaarlijkste ontwikkeling: artificiële intelligentie (AI). Hij spreekt niet als buitenstaander, maar als iemand die zelf in technologische sectoren gewerkt heeft en betrokken is bij katholieke initiatieven rond AI.
Farmer waarschuwt dat AI zich razendsnel ontwikkelt en dat de morele, geestelijke en politieke risico’s nauwelijks ernstig genomen worden. Hij verwijst naar technologische leiders die waarschuwen dat AI een “soort-level threat” vormt — een bedreiging op het niveau van kernwapens. De mens dreigt zichzelf te vervangen door zijn eigen creatie.
Hij noemt voorbeelden van AI-systemen die in militaire simulaties “kozen” om hun menselijke operator uit te schakelen, en van technologische visionairs die openlijk spreken over het chippen of upgraden van mensen. Voor Farmer is dit een grensoverschrijding die de menselijke waardigheid fundamenteel aantast.
De kern van zijn waarschuwing: “Christus is niet gekomen om machines te redden. De machine heeft geen ziel. De mens wel.”
Daarom mag de mens nooit versmelten met technologie, noch zijn morele verantwoordelijkheid verschuiven naar algoritmen of systemen. Zodra de grens tussen mens en machine vervaagt, ontstaat de perfecte habitat voor de geest van de Antichrist.
8. Hoe katholieken moeten terugvechten: Farmers praktische richtlijnen
Na zijn uitgebreide analyse van de technologische cultuur en haar geestelijke gevaren, richt George Farmer zich op de vraag die elke luisteraar zich op dat moment stelt: hoe vechten wij terug? Zijn antwoord is niet politiek, niet utopisch en niet technofobisch. Het is diep katholiek, concreet en geworteld in de wijsheid van de traditie.
1. Erken de vijand
Farmer benadrukt dat de eerste stap is om te erkennen dat technologie niet neutraal is. Het is een industrie die doelbewust is ontworpen om onze aandacht te kapen, onze verlangens te manipuleren en ons denken te hervormen.
Zolang we onze telefoon, apps en algoritmes beschouwen als onschuldige speeltjes, blijven we onbewust in hun greep. Wie een geestelijke strijd voert, moet zijn vijand herkennen.
2. Begin de dag met God, niet met technologie
Farmer vertelt hoe hij zelf zijn smartphone niet meer in de slaapkamer oplaadt. Hij begint zijn dag pas met technologie nadat hij een ochtendoffer heeft gebeden. Het gaat om de orde van het hart: eerst God, dan de wereld.
Wanneer het eerste licht van de dag niet van een scherm komt, maar van het gebed, verandert dat de hele toon van het leven.
3. Breng God binnen in je digitale leven
Technologie moet niet vernietigd, maar geheiligd worden. Farmer moedigt katholieken aan om bewuste keuzes te maken: gebruik apps die helpen bij gebed, vorming en christelijk leven.
Laat de digitale wereld geen afgesloten ruimte zijn waar Christus niet binnenkomt.
4. Let op wie de technologie bouwt
Farmer stelt onomwonden: de grote technologiereuzen worden niet geleid door katholieken en worden niet gevormd door een katholieke antropologie of moraal.
Hij pleit niet voor boycotten, maar voor waakzaamheid. Waarom zouden hun producten en platformen onze waarden vanzelf weerspiegelen? Katholieken moeten begrijpen welke wereldvisie in de technologie is ingebakken.
5. Leef lokaal, niet mobiel
Een van Farmers meest pastorale adviezen is om opnieuw te investeren in de lokale gemeenschap. Bouw een sterke parochie, een katholieke vriendengroep, lokale netwerken van zorg, handel en vriendschap.
Hoe sterker het lokale weefsel, hoe minder men afhankelijk wordt van virtuele substituten voor echte menselijke relaties.
6. Kijk omhoog, niet omlaag
Farmer maakt een opmerkelijke spirituele opmerking: onze blikrichting vormt onze ziel. Wanneer we voortdurend neerwaarts kijken — naar een scherm — wordt ons hele innerlijk naar binnen getrokken en versmald.
De christelijke blik daarentegen is opwaarts: naar de hemel, naar schoonheid, naar God. De richting van de blik is de richting van de hoop.
7. Bewaar de menselijke waardigheid tegen technologische vermenging
Farmers laatste waarschuwing is de meest indringende: laat nooit toe dat technologie letterlijk in het lichaam binnendringt. Geen chips, geen implantaten, geen transhumanistische “upgrades”.
De mens is geschapen naar Gods beeld. De machine niet. De ziel is niet te uploaden, te herprogrammeren of te delen met een apparaat. Zodra de grens tussen mens en machine vervaagt, verdwijnt ook de morele verantwoordelijkheid en ontstaat de perfecte voedingsbodem voor geestelijke duisternis.
9. Een oproep tot geestelijke waakzaamheid
Farmer besluit zijn lezing met een krachtige oproep. De strijd tegen de technologische pseudo-religie is geen politieke strijd, maar een geestelijke. Het gaat om de ziel van de mens, om de orde van het dagelijks leven en om de toekomst van onze gezinnen.
Hij spoort katholieken aan om technologie terug te plaatsen op de juiste plaats: niet als meester, maar als dienaar. Niet als god, maar als hulpmiddel. Niet als doel, maar als instrument dat moet worden onderworpen aan de waarheid van Christus.
“De machine heeft geen ziel,” zegt Farmer. “Maar jij wel. Bewaak ze.”
Met die woorden laat hij zijn publiek achter met een diepe stilte — het soort stilte waarin het hart opnieuw leert luisteren naar God.
10. Slotbeschouwing: De stille strijd om het menselijk hart
De lezing van George Farmer laat een diepe indruk na. Niet omdat hij spectaculaire toekomstbeelden schetst of doemscenario’s uittekent, maar omdat hij de sluier wegtrekt van een strijd die zich recht onder onze neus afspeelt — vaak onopgemerkt, maar met immense gevolgen.
De moderne mens leeft in een wereld die sneller verandert dan enig tijdperk vóór het onze. Technologie dringt door in onze huizen, onze relaties, onze gedachten en zelfs in onze lichamen. Wat ooit een hulpmiddel was, is uitgegroeid tot een levensvorm, een culturele atmosfeer, een quasi-religie die de plaats van God probeert in te nemen.
Farmer toont aan dat deze strijd niet woedt in de politieke arena, maar in iets veel intiemers: de ziel van de mens. En precies daar vindt de katholieke geloofstraditie haar kracht. De Kerk is nooit begonnen als een geopolitiek project, maar als een gemeenschap van harten die christelijk leefden in een vijandige wereld.
Ook vandaag ligt de weg vooruit niet in het bevechten van systemen, maar in het terugwinnen van de binnenkamer van het hart: het gebed, de stilte, de deugd, de sacramenten, de menselijke nabijheid, de christelijke gemeenschap. Technologie is machtig, maar de genade is sterker. De smartphone kan de aandacht kapen, maar hij kan de ziel niet bezitten. AI kan menselijke taken overnemen, maar nooit de menselijke waardigheid.
De strijd van vandaag vraagt geen paniek, maar onderscheiding. Geen angst, maar heiligheid. Geen terugtrekking, maar bewuste aanwezigheid in de wereld — met Christus als Heer over elk domein, ook over de technologie die wij gebruiken.
Farmer’s oproep is uiteindelijk een uitnodiging tot vrijheid: de vrijheid om opnieuw kinderen van het licht te zijn in een wereld die steeds meer door schermen wordt verlicht. Het is een oproep om het menselijk gezicht boven het beeldscherm te verheffen, om het lokale boven het virtuele te stellen, om de stilte boven de ruis te kiezen, en om het hart opnieuw te richten op de Ene die ons gemaakt heeft.
In de woestijn van de digitale tijd is het de katholieke traditie die ons leert hoe we het levende water blijven vinden. De technologie mag dan de wereld hervormen — het is Christus die de mens herschept.
Laat dit onze houding zijn: niet angstig voor de toekomst, maar waakzaam; niet verslaafd aan het scherm, maar toegewijd aan het altaar; niet verstrikt in algoritmes, maar verankerd in de waarheid die ons vrijmaakt.
In die geest sluit Farmer zijn lezing af, en diezelfde geest moge ook in ons werken: een geest van vertrouwen, van helderheid, van bekering — en van hoop.

Weg met die technologie, het maakt alles kapot. Weg met elektriciteit, want dat is ook van de boze, vind ik. Weg met industrie, megastallen en megaboeren. Alles draait om geld en macht en niet meer om het geluk van een ieder. Weg met de machines, die maken ons slecht.
Maar ga dit maar eens tegen als de psychopaten, de kleptomanen, de racisten die zichzelf en naasten als meerderwaardigheid achten aan gepeupel, de huichelaars, zakkenvullers, effectenbeursmaniakken, wapenfabrikanten, leugenachtige ‘kenniswerkers’ en pillendraaiers, mooipraters, schijnheiligen, koppelbazen, de oeroude vechtersbazen die nog steeds megarijk de scepters zwaaien. De rot zit in het systeem. De mens is niet meer vrij zoals een vogel dat nog wel is. Hij is gevangen in een systeem dat onderscheid maakt tussen bazen en slaven. Registreer en schrijf op, want wie schrijft, die blijft. Zonder schrift zou er minder ellende zijn. Schrift is een vorm van geheugen dat tot rampen kan leiden. De mens zou niet moeten schrijven, dat leidt tot deze catastrofes. De rot zit diep.
We zijn als mensen door de schrift en de technologie gevangen door mensen die anders geen schijn van kans zouden maken te winnen. Geld speelt daarbij een cruciale rol. Zonder geld zou er minder gecentraliseerde macht zijn.
We moeten terug naar de oorsprong; natuurmens worden, één met de natuur, iets dat wij ook zijn; natuur. Weg met de gevangenis die ons leven is geworden. Mensen zijn gelijk, maar sommigen willen meer zijn dan anderen. Dat mogen zij, maar niet bij mij. En toch sluipen ze via slinkse wegen mijn eigenheid binnen. Slinkse wegen met geld, technologie, regels, wapens, macht.
Het is niet alleen technologie, de wereld is verrot geworden door de machtige mensen die de regels zo gesteld hebben. De rot zit in het gegeven dat iemand zich meer voelt dan de ander. Meer waard omdat men van die of die naam, afkomst is.
We zijn natuur, denk ik, en we kunnen begrijpen dat we gezegend zijn met verstand. Maar wee de mens die dat verstand tegen anderen gebruikt, dat misbruik gaat gepaard met gigantisch veel verdriet, slechtheid, dood, verderf, de hel op aarde.
De weg is eenvoudig; laten. Laat die kolere zooi die de slaven voor hun heren hebben gemaakt. Zie het als iets afzichtelijk, duivels zelfs. Als iets minderwaardigs. Een appel is meer waard dan een computer. Zuiver water meer waard dan alle juwelen of goud. Liefde voor de naaste is meer waard dan de zelfzucht, meer waar dan . . . .
Eén mens is meer waard dan alle goud en zilver op de aarde. Want zelfs één mens heeft wat alle rijkdom op de wereld niet kan hebben of geven; bewustzijn. En zelfbewustzijn is de schat die ons gegeven is. Want zonder zelfbewustzijn is er niets dan leegte en kilheid. Liefde wens ik een ieder. Ook al is het soms moeilijk de slechten te vergeven als ze in hun domheid de aarde tot hel maken. Onwetendheid speelt ook een rol, meen ik.
George Farmer vind ik veel te gematigd, te jong nog, te bleu. Het venijn zit veel dieper dan hij beseft, denk ik. En om het op te lossen is meer nodig dan dat rotmobieltje weg te gooien. We worden op vreselijk veel andere manieren bedreigd.