De kracht van de Rozenkrans: Het overleven van een genocide

“Er is geen enkel probleem, materieel noch geestelijk, nationaal of internationaal, dat niet kan opgelost worden door het bidden van de Rozenkrans en door onze offers. De Rozenkrans, gebeden met veel liefde en godsvrucht, zal Maria troosten en zoveel tranen drogen van Haar Onbevlekt Hart.”

Zuster Lucia Dos Santos – 26 december 1957

 

91 dagen verscholen tijdens genocide in Rwanda

Immaculée Ilibagiza (46 jaar) kende Kibeho (zie artikel: verschijningen van O.L.Vrouw te Kibeho van 1981 – 1989) als elfjarige vanaf het begin. Thuis in Mataba, op een heuvel hoog gelegen boven het prachtige wijde Kivumeer in het westen van Rwanda, had het diepgelovige gezin weliswaar geen tv of telefoon, maar pater Rwagema liet de kinderen van zijn parochie geregeld opnames horen van de boodschappen van Kibeho, waar het mariale meisje vol interesse naar luisterde. Als 22-jarige studente werktuigbouwkunde en elektrotechniek behoorde Immaculée tot één van de weinige overlevenden van de gruwelijke genocide van 1994. In haar noemenswaardige boek ‘De pijn van vrijheid’ geeft zij een welsprekend getuigenis van haar liefde voor Moeder Maria, tot wie zij zich in de donkerste uren van haar leven wendde, en dat nog steeds doet.

Ze vertelt: “Ik herinner het mij nog als de dag van gisteren. Pasen stond voor de deur. We brachten deze feestdag altijd thuis door. Ondanks alle politieke spanningen voelde ik me bij mijn ouders veilig. Het begon op de ochtend van 7 april 1994. We wisten het nog niet, maar de volkerenmoord was toen al begonnen. De berichten die ons bereikten, werden steeds slechter. In alle hoeken van Rwanda werden ontelbaar veel Tutsi’s gedood, en de stroom vluchtende Tutsi’s die voor ons huis verbleven, werd niet kleiner. Daarop haalde mijn vader uit de borstzak van zijn overhemd zijn rozenkrans met rode en witte kralen, drukte mij die in de hand, legde de zijne daarop en zei: “Draag hem altijd bij je, Immaculée. Ga naar pastor Murinzi. Ik kom je over een paar dagen, als alles weer voorbij is, halen.” Dat was het laatste wat hij tijdens zijn leven tegen mij heeft gezegd. Binnen een uur was ik op weg om de acht kilometer naar de pastor af te leggen. Ik had niet meer bij me dan de kleren aan mijn lichaam, de rozenkrans van mijn vader en mijn identiteitskaart waarop stond dat ik Tutsi was.

Pastor Murinzi stond onder het afdak voor zijn statige bakstenen huis, dat een aantal slaapkamers, een grote woonkamer, een eetkamer en drie goede wc’s had. Deze protestantse dominee, een Hutu, begroette mij hartelijk. Van kinds af aan was ik bevriend met zijn jongste dochter – hij had tien kinderen – en kwam daar veel op bezoek. Een paar uur later bracht pastor Murinzi stilletjes nog vijf Tutsi-vrouwen binnen. “Kom, kom, schiet op! En wees stil. Ik weet dat jullie allemaal bang zijn, en terecht. Buiten is de hel losgebarsten. De moordenaars doorzoeken alle huizen. Bij mij zijn ze nog niet geweest. Jullie kunnen hier blijven,” zei hij, en duwde de deur naar een toilet open, iets meer dan een meter lang, maar nog geen meter breed. Net onder het plafond was een opening voor ventilatie. “Jullie moeten heel, heel stil zijn, onhoorbaar! Niemand mag weten dat jullie hier binnen zijn, zelfs niet mijn kinderen. Ik denk dat het moorden nog wel een week kan aanhouden, misschien korter. Als jullie voorzichtig zijn, zullen jullie het overleven”, fluisterde hij. We probeerden te gaan zitten, maar er was niet genoeg ruimte. De vier groten moesten de twee kleine meisjes op hun schoot nemen. Om beurten stonden we voor twee of drie minuten geruisloos op om onze benen te strekken. Buiten klonk tumult. Ik ging op mijn tenen staan en gluurde door een gaatje in het gordijn. Honderden mannen omsingelden het huis. Ze joelden en schreeuwden terwijl ze wild met hun speren, machetes en messen zwaaiden. Het waren geen soldaten. Nee, ze waren mijn buren met wie ik was opgegroeid en naar school gegaan. Tientallen dorpsgenoten uit Mataba schreeuwden bloeddorstig om Tutsi-bloed.

Immaculée met haar rozenkrans.

Ik pakte de rozenkrans die mijn vader me had gegeven, alsof die mijn reddingslijn met God was en ik begon vurig in stilte te bidden: “Lieve God, maak de moordenaars blind, zodra ze in de kamer van de pastor komen. Maak toch dat ze de deur tot deze ruimte niet kunnen vinden. U heeft Daniël in de leeuwenkuil gered. Red ons, zoals U Daniël heeft gered.” Het volgende ogenblik hoorden wij hoe de pastor de hoge kleerkast voor de deur van ons vertrek sleurde.

De angst dat de moordenaars terug zouden komen, was een constante geestelijke en lichamelijke kwelling. Angst en twijfel maakten zich meester van mijn ziel. Maar zodra ik bad, verdween die angst. Daarom besloot ik om elk wakker moment te bidden, zodra ik om vier of vijf uur ’s ochtends de ogen opende. Soms bad ik zo intens dat mij het zweet uitbrak. Zo gingen de uren voorbij. Zodra ik een paar minuten niet bad of mediteerde, viel Satan mij aan met zijn tweezijdig zwaard van twijfel en zelfmedelijden. Gebed werd de beschermende uitrusting van mijn ziel.

De pastor liet ons vol afschuw weten: “Het zou best wel eens kunnen zijn dat jullie straks de enige nog levende Tutsi’s in Rwanda zullen zijn. Als jullie hadden gezien wat ik vandaag heb gezien – dan denk ik niet dat jullie nog verder zouden willen leven.” Mijn lotgenoten huilden. Ik voelde geen verdriet, alleen maar woede: op de regering, op de Hutu’s. Ik vervloekte hen en was zo vol haat voor die mensen die verantwoordelijk waren voor de moorden dat ik bijna stikte. En met een hart vol haat, kon ik niet meer tot een God van liefde bidden. Dat kwelde mij zo. “Open alstublieft mijn hart, Heer, en laat me zien hoe ik kan vergeven.” Op een avond hoorde ik niet ver van ons huis een baby huilen. De moordenaars moesten zijn moeder hebben vermoord en het kindje op straat achtergelaten hebben om te sterven. Ik bad God of Hij dat onschuldige zieltje toch maar snel naar Huis wilde halen, en vroeg Hem: “Hoe kan ik mensen vergeven, die een klein kindje dit aandoen?” Zijn antwoord was zo duidelijk, als zaten wij in dezelfde kamer: “Jullie zijn allemaal mijn kinderen – en dat baby’tje is al bij Mij.” Die hele eenvoudige zin was het antwoord op mijn gebed. De moordenaars waren kinderen. Ja, het waren barbaarse wezens, wreed en meedogenloos, maar toch waren het kinderen. Ze zagen, maar begrepen echter niet, welk een vreselijk lijden ze anderen aandeden. Ze sloegen op anderen in zonder na te denken, ze vermoordden Tutsi-broeders en -zusters, ze beledigden God – maar begrepen niet hoeveel schade zij daarmee zichzelf berokkenden. Hun geest was besmet geraakt met het kwaad dat zich over het land had verspreid, maar hun ziel was niet slecht. Ondanks de wreedheden, die ze begingen, waren ze kinderen van God, en een kind kon ik vergeven, ook al zou het niet gemakkelijk zijn, vooral ook omdat dit kind mij wilde ombrengen. Ik hield de rozenkrans stevig vast en vroeg God mij te helpen. Die dag nam ik de beslissende stap de moordenaars te vergeven. Mij woede ebde weg. Voor de eerste keer had ik medelijden met de moordenaars. Ik vroeg God hun zonden te vergeven en hun zielen Zijn licht te laten zien. En voor het eerst sliep ik rustig.

De moordenaars kwamen en verdwenen weer. Het land lag zo goed als stil, omdat de mensen opdracht kregen te doden in plaats van aan het werk te gaan. Terwijl om mij heen de waanzin woedde, vond ik mijn toevlucht in een klein hoekje van mijn hart. Ik zat urenlang roerloos op de vieze vloer, en mediteerde over God, 15 tot 20 uur per dag. En in de weinige uren dat ik sliep, droomde ik zelfs van Jezus en Maria. Soms kreeg ik zelfs het gevoel boven mijn lichaam te zweven, geboren in God. Op het hoogtepunt van de genocide werd ik gered. Ik wist dat mijn band met God mijn schuilplaats, de burgeroorlog en de massamoorden zou overleven. In die schuilplaats werd ik herboren als de liefhebbende dochter van God, mijn Vader.

Na bijna zeven weken kwamen er nog twee vrouwen. Ondanks twee nieuwkomers, kregen we met de dag meer ruimte. Wij krompen letterlijk, ons honger-dieet maakte ons zwak en duizelig. Ik zag aan mijn kleren dat ik zo’n 20 kg had verloren. Half juni hoorden we via de radio dat de Fransen in Rwanda waren om voor veilige havens voor de overlevende Tutsi’s te zorgen. Een paar dagen later cirkelde een Franse helikopter boven ons. Toen hoorde ik de moordenaars mijn naam roepen. Het waren er deze keer heel veel. Ik raakte in paniek. Ze schreeuwden tegen de dominee: “Waar is ze? Zoekt Immaculée!” Ze stonden aan de andere kant van de wand, niet meer dan twee centimeter witgekalkt hout scheidde ons. Hun voetstappen deden het huis schudden en ik hoorde hun machetes en speren over de muren gaan. In de chaos hoorde ik de stem van een vriend van ons thuis: “Ik heb 399 kakkerlakken gedood,” pochte hij. “Met Immaculée zijn dat er 400. Een mooi rond getal!” Ik voelde een ondraaglijke pijn in mijn lichaam, maar probeerde desondanks te bidden: “Lieve God, vergeef mij mijn zwakke geloof, ik vertrouw op U. U zult ons redden. U bent sterker dan het kwaad in dit huis.’ Daarop voelde ik hoe ik mijn bewustzijn verloor.

Dezelfde avond keerde de pastor terug, en hij had deze keer eindelijk goed nieuws. “Ik heb de Franse soldaten gevonden. Tussen twee en drie uur breng ik jullie morgen naar hen toe.” “Dankuwel, goede God!,” fluisterden we allemaal tegelijk. Om twee uur ’s morgens kwam de pastor Murinzi. Wij, acht lotgenoten in het lijden, namen afscheid van elkaar. Ik haalde de rozenkrans van mijn vader uit mijn zak – het enige bezit waarvan ik nooit gescheiden wilde worden – en bad God om zijn zegen voor onze nieuwe start. Ik had alles verloren, maar mijn geloof had ik bewaard. Het gaf mij kracht en troost. Voor mij was het nu duidelijk dat mijn levenstaak voor een groot deel daar uit zou bestaan anderen te helpen vergeven. Ik had mogen overleven om daar getuigenis van af te leggen.

Het heiligdom van O.L.Vrouw van Kibeho, waar de H. Maagd verscheen van 1981-1989 en onder andere waarschuwde voor de genocide indien er niet genoeg zou worden gebeden, is nu een belangrijke plaats geworden voor verzoening, gebed, en het ontvangen van de sacramenten.

Bron: Immaculée Illibagiza, De Pijn van de Vrijheid, Uitgeverij BZZTÔH – Via: Triomf van het Hart (St. Familie van Maria, Amsterdam)

identicon

Auteur:dmji

12 commentaren op “De kracht van de Rozenkrans: Het overleven van een genocide

  1. Dank u, Michaël, voor dit gemakkelijk te begrijpen wonder maar niet zo gemakkelijk als voorbeeld te nemen. “De Rozenkrans” en “De Kruisweg” zijn ongetwijfeld eersterangsgebeden die door iedere Katholiek (zouden moeten) gekend zijn. Ongetwijfeld zullen ook veel Katholieken de waarachtige bloemengeur herkennen zoals die ook gekend is door christenen van eender welke kleur en pluimage, zelfs door sommige boeddhisten: “God geeft de beste en zoetst geurende bloemen in het paradijs aan Zijn volk wanneer ze op hun knieën in de binnenkamer zitten. Gebed, als het al niet de poort naar de hemel is, dan is het toch zeker de sleutel om ons in haar geneugten binnen te laten.” — Thomas Brooks, protestants non-conformist en puritanist. Welk een hemelse vreugde zou het kunnen betekenen indien protestanten de Katholieke heiligen zouden kennen en ook hun eigen heiligen wat meer zouden koesteren.

  2. Een schoon verhaal dat de kracht van de Rozenkrans laat zien, en dat deze wonderen voortbrengt is in dit goed artikel rijkelijk aanwezig !

  3. Wat daar gebeurd is tussen de Hutu’s en Tutsi’s, in 1994, beste Michaël, de slachting van een klein miljoen Tutsi’s, valt met geen pen te beschrijven. Ik herinner me nog de gebeurtenissen. De enigen die redding brachten waren Franse soldaten, maar veel te laat door het verraad van de president Mitterand. Hij was wel gewaarschuwd voor de op poten gezette ramp, maar wilde niet ingrijpen.
    Deze genocide was goed voorbereid en viel in de planning van de grote Talmud bankiers en verdorven politieke top leiders als John Major, Bill Clinton en François Mitterand, alle drie vrijmetselaar. De bankiers hebben twee eeuwen lang grof geld verdiend aan het opzetten van de Christelijke Europese volken tegen elkaar. En in het heden gaat dat maar door, niet meer in Europa maar in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Ook daar worden Christenen verdreven of uitgemoord, teneinde het gebied van het testamentische Grote Israël, te vrijwaren van Christenen, dwz. het gebied van de Euphraat tot aan Suez. Toen, in de jaren 1990, trof de ramp het katholieke Franse, zwart Afrika. Ook hier werden gecreëerde antagonismen benut om volken tegen elkaar op te zetten, teneinde hen, elkaar te laten uitmoorden. De Amerikaans joodse minister van Buitenlandse zaken, Christopher, heeft per vliegtuig een rondreis gemaakt boven het centraal Afrikaanse, franstalige, katholieke gebied van Rwanda, Burundi, Congo en daar tegenover, Oeganda. Vanuit dit laatste land, een ex-Engelse kolonie, en dus islamitisch, hadden Britse en Amerikaanse geheime diensten een radio station opgezet voor de propaganda. In die tijd hadden de Afrikaners vele kleine draagbare radio’s, en daar werd gebruik van gemaakt. Door valse voorlichting, gemanipuleerde nieuwsberichten in verstaanbare talen, werden de Hutu’s en Tutsi’s tegen elkaar opgezet. Ook werden tijdig de Hutu’s met kapmessen bewapend, voor de slachting. De geënsceneerde aanslag op het vliegtuig met twee politieke, zwarte top leiders uit het grote gebied van Rwanda / Burundi, was de aanleiding. Hun dood werd in de schoenen geschoven van de Tutsi’s, waarop de Hutu’s tot onvoorstelbaar geweld overgingen zoals hierboven beschreven, met het kapmes. Dit was niet nieuw, 20 jaar daarvoor gebeurde een gelijke ramp in Indonesië. In 1975, vond daar een slachting plaats van 250.000 katholieke Timorezen, op het eiland Timor. De Amerikaanse president Ford, een Bilderberger en hoge graad 33 vrijmetselaar, samen met zijn joodse minister van Buitenlandse zaken, Kissinger, waren daarvan op de hoogte en lieten het toe, na een bezoek aan Indonesië en een rondreis in het gebied. De vrijmetselaar mondialist Kissinger was een protégé van de joodse familie Rockefeller, die hem hebben gelanceerd, komende vanaf een obscure universiteit. Kissinger was bovendien lid van de Amerikaanse Council on Foreign Relations, de B’nai B’rith, de Trilaterale, Bilderberg, Pugwash, Pilgrims, Aspen, Dartmouth, Bohemian Club, en nog vele andere clubs, waar gewone mensen niet binnen komen. Door zijn beleid als minister wordt Kissinger mede verantwoordelijk geacht voor de vernietiging van het katholieke Libanon, vanaf de jaren 1970. Ook in Spanje trachten vrijmetselaars het land te verdelen, nu met Catalonië, en toen in 2008, onder de socialist en vermoedelijke vrijmetselaar, premier Zapatero, werd getracht de burgeroorlog van 1936 tot 1939, weer tot leven te brengen en op te rakelen. Wat betreft de bloedige gebeurtenissen in Rwanda, indertijd werden daar VN vredestroepen ingezet, onder een Canadese generaal. Die zag gebeuren dat een peloton Belgische militairen waren omcirkeld door zwarte muitende soldaten. De Belgische soldaten legden de wapens neer op bevel van het Brusselse hoofdkwartier. Zij gehoorzaamden, stom genoeg, en werden pardoes, ter plekke gefusilleerd. De Canadese generaal zag het gebeuren, maar greep niet in. Later heeft hij veel wroeging gehad, hij verdroeg niet meer de beelden op zijn netvlies, en pleegde zelfmoord. Nog een laatste punt. De Franse troepen vonden lijken van Amerikaanse militairen tussen de zwarte gesneuvelden, waarschijnlijk instructeurs. Het Franse leger werd de schuld van het hele gebeuren in Rwanda, in de schoenen geschoven. Het leger heeft daarop de lijken van de instructeurs opgestuurd naar Washington. En toen viel de grote stilte in. Het Rwanda / Burundi onderwerp werd van alle diplomatieke agenda’s afgevoerd.

    1. Wel beste Jules, u beschrijft die gewelddadige moordzuchtige vijanden van de K.Kerk heel goed. Ze zijn nog steeds op zoek naar het bloed van de martelaren. Oeganda een buurland van Rwanda is een
      broedhaard van veel haat en kwaad.
      De foto van Immaculée met haar rozenkrans is van sprekende gelijkenis met deze van mijn vrouw zaliger Ruandesche Tutsi . Ze is op wonderbare wijze in België gekomen,werkelijk op wonderlijke wijze. Ze heeft gedaan wat Jezus en Maria haar opdroegen. Zo zei ze tegen Jezus wanneer ze hier in het land aan kwam dat niemand haar zou geloven. Het antwoord was: “Hij die me teder bemint zal u geloven.”
      Ik heb haar dan ook ontmoet en haar opgenomen in alles wat ik had. Ze moest zich scheiden van haar kind aldaar, dat ze later onder afschuwelijke omstandigheden is gaan halen. Ik heb haar altijd bijgestaan en gegeven datgene wat ik had, bijzonder het geloof en de liefde tot Jezus en Maria. Het ware Katholiek geloof,dat ikzelf heb gekregen van Jezus als enig onderricht. De zuivere waarheid.
      Ze sprak helemaal geen Nederlands. Al die jaren van onderricht in afzondering heb ik haar iedere dag bijgebracht,beetje per beetje in een verstaanbare taal en eenvoudig Engels. Ze vroeg ernaar. Zij zelf was erg begenadigd.
      Er was niemand die haar leven beter kende als ik. Van hoe ze moest een kip gaan stelen waar ze deze vond om niet te verhongeren, verlaten en achter gelaten in de broes als pril en klein meisje. Misbruikt en mishandeld werd op manieren die ik hier niet zal verhalen, maar hartverscheurend zijn. Ook hier heeft ze haar zwaar kruis gedragen. Zich zelf heeft moeten redden uit een brandend huis door door een raam van de tweede verdieping naar beneden te aastorten en alzo inde twee benen, knieën kaken en aangezicht meerdere open breuken opliep. Jaren heeft zij meerdere operaties ondergaan en veel teleurstellingen ontmoet. Ik heb haar in alles iedere dag bijgestaan. Bijzonder in het beminnen van Jezus en Maria. Het ware geloof van de K.Kerk sinds 20 eeuwen.
      In zou heel veel kunnen verhalen,maar ik stop hier. Uiteindelijk heb ik haar hier in huis dagen nacht verzorgd, daar er geen enkel ziekenhuis meer was in België die haar wou verzorgen. Dag en nacht heb ik haar verzorgd, gevoed en verschoond, beneden in de living waar ik alles hiervoor had geïnstalleerd met bed en al. Ik zorgde voor haar en terzelfder tijd voor de drie kinderen en sliep en at heel weinig. De kleinste was amper twee jaar oud. Wij sliepen op de grond voor haar bed de drie kinderen en ik.
      Ik heb haar begeleid tot haar laatste ademtocht. De laatste Sacramenten laten toedienen. Totdat de Heer Almachtig en Barmhartig haar om drie uur in de namiddag van Kerstdag is komen halen heel zacht en onopgemerkt.
      Ik heb de kinderen nooit haar levensloop verteld. Misschien later. We zien wel.
      De meter van de oudste, een Burundeese Tutsi, was een vriendin van mijn vrouw zaliger en had eveneens vele verhalen over dit alles. Tot ze op de laatste dag van Driekoningen eveneens nadat ik voor haar eveneens de laatste Sacramenten heb laten toedienen door Jezus en Maria opgehaald. Ze is deels door mijn vrouw deels door mij in het ware geloof van de K.Kerk onderricht. Na het overlijden van mijn vrouw was ze als een geestelijke mama voor de kinderen.
      Lof en dank aan de Heer Jezus en Zijn Allerheiligste Moeder Maria.
      De moorden en misdaden gaan nu nog steeds in stilte verder in deze landen.
      Laus tibi Christe +
      Ave Maria +

      1. Dag Peter,
        Je getuigenis ontroert me heel diep , Peter.
        Ik dank je er oprecht voor. Ja hoor, lof en dank aan onze Heer Jezus en Zijn
        Allerheiligste Moeder Maria.
        Wat leven we toch in een tranendal – de zonde zo sterk aanwezig
        op deze planeet! Hoezeer moeten wij bidden voor elkaar en voor de bekering van iedereen , speciaal voor de zielen die Zijn barmhartigheid zo hard nodig hebben ! Moge wij uiteindelijk elkaar terug in het Koninkrijk van Jezus, van Zijn en Onze Vader en van de Heilige Geest terug zien. Moge onze Heilige, Katholieke (Universele ) en Apostolische Kerk terug gezond en zeer heilig worden. Moge het Onbevlekt Hart van Maria universeel zegevieren. Laten we de goede God steeds danken en troosten.

      2. Tjonge Peter, wat een heftig verhaal man…

        Hier kan ik alleen heel stil bij worden… Respect!

  4. Een stille genocide sluipt ongezien door heel Oost en West Europa. Overal verdwijnen sedert tientallen jaren de kleine dorpjes het ene na het andere. De Portugese overheid ging er zelfs toe over zulk dorpje vervolgens helemaal weg te vagen en zelfs de bronnen te verstoppen, waarna men een bos aanplant en niets nog herinnert aan de vroegere leefwerelden. Alleen de Benelux ontsnapt hieraan wegens geheel verstedelijkt. Het lijkt er sterk op dat men dit niet naar waarde inschat. De nederige eenvoudige samenlevingen waar het kerkje ook werkelijk in het midden leefde en waar vroegmis en gebed nog een vanzelfsprekend deel van de dag was. Zijn de gebeden van nederige eenvoudige mensen niet juist de meest waardevolle? De verstedelijkte mens lijkt alle hoop op leven verloren te heben, zowel betreffende het natuurlijke fysieke leven als het leven zijner ziel. In Azie blijft het simpele landleven nog grotendeels bewaard, voorlopig. In de USA verschijnt vreemd genoeg een nieuw nederig volk! Meer en meer Amerikanen geraken er op de dool en leven in hun auto, woonwagen of gewoon onder een stuk zeil. Er ontstaat een nieuw volk dat nood heeft aan nieuwsoortige missionarissen.

  5. Sterk artikel Michael, bijzonder deze woorden vind ik zeer krachtig : “Ik haalde de rozenkrans van mijn vader uit mijn zak – het enige bezit waarvan ik nooit gescheiden wilde worden – en bad God om zijn zegen voor onze nieuwe start. Ik had alles verloren, maar mijn geloof had ik bewaard. Het gaf mij kracht en troost. Voor mij was het nu duidelijk dat mijn levenstaak voor een groot deel daar uit zou bestaan anderen te helpen vergeven. Ik had mogen overleven om daar getuigenis van af te leggen.”
    Zeeeeer sterk artikel ! Thanks Michael. Het belang van een rozenkrans steeds op zak te hebben ( en ermee liefdevol de heilige mysteries te bidden ) kan niet genoeg onderstreept worden.
    Ps. Ben verleden jaar naar LESOTHO geweest. Daar dragen ontzettend veel jongeren een rozenkrans om hun hals. Dat is me sterk opgevallen.

    1. Inderaad, heel mooi getuigenis. Ik draag ook altijd mijn paternoster in mijn zak. Dat is precies een verlengstuk van mij geworden.

  6. ☩JMJ☩

    Citaat Dekee Michaël: “Dat is precies een verlengstuk van mij geworden.”

    Katholieke instincten!

  7. Dank aan deze mensen voor hun getuigenissen. Ik heb geen woorden, maar heel erge beïndrukt daarmee. Ik ben een Vlaamse getrouwd met een Fransman. Tijdens de genocide in Rwanda leefden wij met onze twee kinderen in Yemen. Ik heb toen een Nederlands koppel ontmoet, hij was gynaecoloog net uit Rwanda teruggekomen, helemaal onder de indruk va hetgeen daar aan het gebeuren was. Ik ben gaan zoeken op internet om eens het Paternoster en de Rozenkrans in het Vlaams te bidden. Elke dag bid ik de Rozenkrans. In Oostenrijk is een succesvol idee begonnen om voor vrede in de wereld de Rozenkrans te bidden. Is nu ook in Frankrijk, maar mijn dorp daar wil niemand bidden. Elke vrijdag rond drie uur sta ik alleen vóór een mooi kruis te bidden. Ik ben ook zeker van hetgeen die man over Mitterand en de ganse wereldse vrijmetselaarskliek sinds enkele eeuwen in onze droevige wereld aan het doen zijn. Ik bid samen met jullie de dagelijkse rozenkrans, een dizaine in het Frans, in het Vlaams, het Duits, Italiaans, Latijn. Met mooie Franse gebeden die gevraagd waren door OLV in Fatima, Lourdes, en zeker ook in Kibeo ons aangeleerd heeft. Met mijn diepste vriendschap en eerbied voor jullie, één in gebed.

Er is geen mogelijkheid (meer) om commentaar te geven op dit nieuwsbericht