Wat velen niet weten, is dat Darwin in zijn boek “On the Origin of Species” enkele hoofdstukken heeft gewijd aan mogelijke fouten en elementen die zijn theorie zouden kunnen doen wankelen. Op een gegeven moment suggereert Darwin in hoofdstuk 5 zelfs het bestaan van een Schepper die evolutie zou sturen, omdat bepaalde organen, zoals het oog, zo complex zijn dat er meer nodig is dan gewoon “natuurlijke selectie” om zo’n complexiteit te bereiken. Het is dan ook weinigen bekend dat Darwin ooit christen en vervolgens een agnost was, en geen atheïst.
Darwin schrijft in zijn “On the Origin of Species” in hoofdstuk IX over het probleem van het ontbrekend fossiel bewijs:
In het zesde hoofdstuk gaf ik een opsomming van de voornaamste tegenwerpingen, die men ten opzichte van de leer welke in dit boek wordt verkondigd, met recht zou kunnen maken. De meesten daarvan zijn nu besproken. Er is nog een grote bezwaring, namelijk het onderscheid der soortvormen en het niet bestaan van schakels, welke die vormen als ’t ware met elkander verbinden. Ik gaf de reden op waarom zulke schakels gewoonlijk heden ten dage niet voorkomen, onder omstandigheden die evenwel schijnbaar hoogst gunstig zijn voor hun bestaan, namelijk binnen een aaneenhangende en grote omtrek met trapsgewijs in elkaar overgaande levensvoorwaarden. Ik probeerde te bewijzen dat het leven van elke soort eerder afhangt van de aanwezigheid van andere, reeds bepaalde, bewerktuigde vormen, dan van het klimaat; en derhalve dat de wezenlijk regerende levensvoorwaarden niet trapsgewijs en ongevoelig in elkaar overgaan, zoals de warmte of de vochtigheid. Ik probeerde ook te bewijzen dat tussenrassen, terwijl zij kleiner in getal zijn dan de vormen die zij verbinden, over het algemeen geslagen zullen worden in den levensstrijd, en uitgeroeid zullen worden gedurende de voortgang van verdere wijzigingen en verbeteringen. De hoofdoorzaak evenwel waarom er tegenwoordig niet overal in de natuur tussenvormen aangetroffen worden, ligt in de werking van de natuurlijke selectie, die telkens nieuwe rassen de plaatsen van hun uitgestorven moederrassen doet innemen. Maar juist omdat die uitroeiing van vormen op zo’n ontzaglijk grote schaal heeft plaats gehad, moet het getal der tussenvormen die in vorige tijden op aarde bestaan zullen hebben, inderdaad onuitsprekelijk groot zijn. Waarom is elke geologische vorming, waarom is elke laag van een vorming dan niet opgevuld met zo’n tussenvormen? Waarlijk, de geologie vertoont ons geenszins zulk een onafgebroken aaneengeschakelde keten van bewerktuigde wezens, en dit is misschien de belangrijkste en ernstigste tegenwerping, die er ten opzichte van mijn leer gemaakt kan worden.
De verklaring hiervan ligt, naar ik geloof, in de grote onvolledigheid in de geologische geschiedenis. Volgens de leer van de natuurlijke selectie zijn alle levende soorten met de oudersoorten van elk geslacht verbonden geweest door verschillen, niet groter dan die wij in de tegenwoordige tijd zien tussen rassen van dezelfde soort. Die oudersoorten, welke tegenwoordig in het algemeen uitgestorven zijn, waren op hun beurt verbonden met nog oudere soorten, en zo al verder terug, altijd heentrekkende naar de algemene stamvader van elke grote klasse. Zodat het getal van tussenvormen en overgangsvormen tussen alle levende en uitgestorven soorten onbegrijpelijk groot moet zijn geweest, en zeker, als mijn leer waar is, moeten zij op deze aarde hebben geleefd.
Darwin voorspelde dat deze tussenvormen in de (toen) nabije toekomst wel gevonden zouden worden. Het probleem is dat ze tot op vandaag nog steeds niet gevonden zijn. Er zijn voor vleermuizen meer dan duizend fossielen bekend, maar geen enkele mogelijke voorouder. Hetzelfde geldt voor tal van andere diergroepen: trilobieten, dinosauriërs, pterosauriërs, zeeroofdieren (vinpotigen), etc, etc… Er worden evolutieschema’s getekend, maar er is geen enkele mogelijke ‘voorouder’ bekend. En bij de groepen waar ze wel voorouders hebben gevonden, zijn er heel wat problemen met die zogenaamde ‘voorouders’.
Verder schrijft hij:
De plotselinge wijze waarop gehele groepen van wezens soms opeens in zekere vorming verschijnen, is door verschillende paleontologen – door agassiz, door pictet, en door niemand met meer kracht dan door Prof. Sedgwick – gebruikt als een noodlottige tegenwerping voor het geloof in de veranderlijkheid en het in elkaar overgaan van de soorten. Als het waar was dat een aantal soorten, die tot hetzelfde geslacht of dezelfde familie behoren, ineens als ’t ware een inval in de wereld gedaan hadden, waarlijk, dat feit zou noodlottig zijn voor de leer van afkomst met langzame wijziging door de natuurlijke selectie. […] Het feit waarop de paleontologen gewoonlijk het meest drukken in de verdediging van het plotseling verschijnen van een grote groep van soorten, is dat van het vinden, zeer laag in de krijtgroep, van benige vissen, Teleostei. Die groep bevat veruit de meeste van onze hedendaagse soorten. In de laatste tijd heeft Prof. Pictet bewezen dat zij zelfs nog iets vroeger reeds bestonden, en enige paleontologen geloven dat zekere veel oudere vissen, die tot heden nog onvolkomen bekend zijn, werkelijk benige vissen waren. Aannemend evenwel, zoals Agassiz gelooft, dat de benige vissen verschenen zijn in het begin van de krijtperiode, zou dat feit wellicht hoogst merkwaardig zijn; doch ik kan niet inzien dat het een onoverkomelijk bezwaar voor mijn leer zou zijn, tenzij het tevens kon bewezen worden dat de soorten van deze groep plotseling en terzelfder tijd over de gehele wereld in dat tijdperk verschenen waren.
En dan wordt het almaar straffer:
Er is nog één, en wel een veel groter bezwaar. Ik bedoel de wijze waarop vele soorten van dezelfde groep plotseling in de oudste bekende fossielenvoerende lagen tevoorschijn komen. De meeste redenen, die mij overtuigd hebben dat alle bestaande soorten van dezelfde groep afkomstig zijn van één stamvader, zijn met bijna dezelfde kracht op de oudste soorten van toepassing. Zo kan ik, bijvoorbeeld, niet twijfelen dat alle silurische trilobieten afstammen van een schaaldier, dat lang voor het silurische tijdperk geleefd moet hebben, en dat waarschijnlijk grotendeels van enig bekend dier verschilde. Enkele der oudste silurische dieren, zoals de Nautilus, de Lingula en anderen verschillen niet veel van de levende soorten, en volgens mijn leer kan het niet verondersteld worden, dat die oude soorten de stamsoorten waren van alle soorten van de orde waartoe zij behoren, want zij vertonen geen kenmerken die min of meer het midden houden tussen de bestaande en de ouderen. Indien zij bovendien de stamouders van die orden geweest waren, zouden zij bijna zeker reeds lang geleden door haar talrijke en verbeterde afstammelingen verdrongen en uitgeroeid zijn geworden.
Het probleem is dat ze tot op de dag van vandaag nog altijd bestaan, en geen millimeter verschil tonen met “honderden miljoenen jaren oude” fossielen. Hij gaat verder:
Bijgevolg, als mijn leer waar is, kan het niet betwist worden dat er, voordat de oudste silurische laag werd afgezet, lange tijdperken verlopen zijn, zo lang als, of misschien veel langer dan de gehele tijd van het silurische tijdvak tot de tegenwoordige dag; en dat gedurende die ontzaglijk lange, maar volkomen onbekende tijdperken de wereld van levende schepselen krioelde. Op de vraag waarom wij geen overblijfselen van die grote, lang vervlogen tijdperken vinden, kan ik geen voldoend antwoord geven.
Hij kan het niet uitleggen! En dan volgt Darwins meest frappante opmerking:
Tot heden moet dus deze vraag onopgelost blijven, en mag ze inderdaad gebruikt worden als een krachtig bezwaar tegen de leer die in dit boek wordt verkondigd.
En deze vraag is tot op vandaag nog steeds niet opgelost! Zelfs de “voorouders” van de fossielen uit de “Cambrische explosie” zijn tot op heden nog niet gevonden!
Dus Darwin krijgt dan toch gelijk: zijn leer valt letterlijk in elkaar, net omdat deze problemen na 160 jaar nog steeds niet van de baan zijn! Maar uiteraard niet alleen daarom…
Lees meer in “De evolutietheorie ontkracht”:
C-14 in steenkool? Zacht weefsel in dinosauriërbotten? Is de evolutietheorie wel zo waterdicht als ze ons willen doen geloven? In dit boek, doorspekt met meer dan 200 afbeeldingen, vertelt de auteur, die drie jaar biologie aan de Universiteit van Gent studeerde, zijn eigen verhaal en worden de fundamenten van de evolutietheorie grondig onder de loep genomen: van de bouwstenen van het leven (DNA en eiwitten) tot evolutie versus de Tweede Wet van de Thermodynamica, het zogenaamd fossiel bewijs, dateringstechnieken, en wat Darwin schreef in “On the Origin of Species”.
https://evolutietheorie-ontkracht.com/


Betekent dat dan wel dat Darwin een eerlijke onderzoeker was? Want hij werd toch ook verguisd, omdat hij met de evolutietheorie kwam? Maar hier schrijft hij dat men het mag weerleggen en kritisch benaderen. Dus een open houding naar anderen en naar nieuwe onderzoekers. Daar mag men dan wel respect voor hebben, lijkt mij, ook al is de theorie toch uiteindelijk zelf te verwerpen. Maar velen zullen dit laatste afwijzen, omdat ze ‘heilig’ in de Evolutietheorie zijn gaan geloven en het al als bewezen zien.
Dat is iets wat men elders niet leest, dus Darwin was zo slecht niet! Goed artikel!
Toch is het al heel lang bekend dat Darwin niet meer geloofde in zijn eigen theorie. Want ik heb het de afgelopen jaren eerder gelezen, maar ik weet niet meer of ik dat voor het eerst gelezen heb op een algemene website of een katholieke of protestante website. En ik vond dat wel zeer opmerkelijk, omdat Darwin meestal met de Evolutietheorie gelijk in de grond werd geboord. Dat maakten de voorstanders en zelfs wetenschappers erg kwaad en beten zich misschien nog meer vast in die Evolutietheorie. En nu met deze wetenschap komen ze er vooralsnog niet rond vooruit hoe het met Darwin zit, dus dan de waarheid te verbloemen. Zie ook re. 13:37 hieronder van dhr. H. Luns.
Het is wel bizar dat ik vaak om mij heen de evolutietheorie echt als waarheid en als feit wordt gezien. Ook op televisie is dat te horen. Alleen al met de opmerking dat de aarde miljoenen jaren oud is. En vroeger volgens de Evangelische Omroep niet veel ouder dan 10.000 jaar. Zekerheid precies hoe oud de aarde dan wel is, is er misschien niet. Maar de visie er alleen al op ligt inderdaad ook al miljoenen jaren uit elkaar. Met andere woorden, de Wetenschap weet het niet. Ik geloof dat God de enige is die het weet. Maar super oud zoals de Wetenschap ons doet geloven, dat geloof ik niet. Ze noemen mij dan ook vaak eigenwijs.
Veel later dan Darwin heeft de gerenommeerde paleontoloog George Gaylord Simpson in 1944 “In Tempo and Mode in Evolution” gepubliceerd, waarin hij in het hoofdstuk “Belangrijke Stelselmatige Onderbrekingen in het Archief” het volgende naar voren brengt: “De vroegst bekende en meest primitieve leden van iedere orde bezitten al de fundamentele karaktertrekken van die orde, en in geen enkel geval is een bij benadering continue opeenvolging bekend van de ene orde naar de volgende. De breuk is in de meeste gevallen zo scherp en de afstand zo groot dat de oorsprong van de orde speculatief is en zeer omstreden”. En iets verder: “Deze stelselmatige afwezigheid van overgangsvormen beperkt zich niet tot zoogdieren, maar is een bijna universeel fenomeen.” Deze opmerkingen zijn nog steeds uiterst actueel, maar het wetenschappelijk establishment verkiest dat te negeren. Een schande.
Soms wordt gezegd : “Toeval is God incognito”. Ik hoorde het van Pater Jan Meeus op Radio Maria. De details van de evolutie zijn lang nog niet opgehelderd, en zullen waarschijnlijk nooit helder worden (wie kan perfect het verleden reconstrueren ?). Maar Gods Voorzienigheid heeft gemaakt dat de mens er in de loop van de tijd kwam, met alle eigenschappen vereist om een “beeld van God” te zijn.
Citaat Stinus: “Maar Gods Voorzienigheid heeft gemaakt dat de mens er in de loop van de tijd kwam, met alle eigenschappen vereist om een “beeld van God” te zijn.”
U hebt och Stinus, maar geen enkel idee van het begin van alles. Ik herhaal, niet het minste idee. Als u dat zou weten zou u schrijven wat ik nu schrijf:
Uw zin hierboven is een regelrechte godslastering en u neemt God voor iemand met een mensenverstand.
Spijtig voor u Stinus. Ik heb het u reeds zovele malen herhaald.
☩JMJ☩
Het evolutionisme kan eenvoudigweg niet los gedacht worden van de triomf van de eeuwenoude vijanden van de Heilige Kerk in de maatschappij sinds de Revolutie, en vloeit voort uit de valse filosofie die van generatie op generatie doorgegeven werd binnen de donkere krochten van hun vergaderplaatsen. De geschiedenis is een strijd tussen de dienst aan de ware God en dienst aan valse goden; wie denkt dat bizarre systemen zoals het evolutionisme spontaan ontstaan zijn als conclusies getrokken door onderzoekers begrijpt de mensengeschiedenis niet. Het evolutionisme, zoals andere mythen, is een stokpaard van een duistere cultus die elke beschaving bedreigt waar zij zich vestigt.
Hallo Peter (6 juni 2018 – 20:51),
– Een neerbuigende toon tegenover anderen is niet zo christelijk …
– Elders op dit forum wordt duidelijk dat je nog in een platte aarde gelooft, en dat is een foute visie die dateert uit de oudheid (!). Dan ben je toch niet echt goed geplaatst om een realistische blik te werpen op het verre verleden van de geschiedenis van de mens, aangezien je totaal geen vertrouwen hebt in de rede en de wetenschap.
– Wij kunnen alleen graven in de geschiedenis van de GEVALLEN mens. De originele mens in het paradijs (vóór de zondeval), daar kunnen we niet aan.
– Interessante literatuur voor u : “Redenen om te geloven” van André Léonard. Dat boek kan misschien je blik wat opentrekken.
Vriendelijke groet, A. G. Stinus
Beste mensen, het blijft merkwaardig hoe men bezig blijft door middel van een boek of verwijzing naar teksten van 100 jaar oud een zo moderne en technische wetenschap als evolutionaire genetica aan te vallen in het publieke domein. Als de schrijver van dat boek denkt dat hij een punt heeft (quod non, tegen alles wat hij aanhaalt bestaan deugdelijke wetenschappelijke argumenten), waarom publiceert hij dan niet in vakliteratuur, waar de wetenschappelijke discussie plaatsvindt? Een boek schrijven kan iedereen. Wat hij schrijft is zo los van de dagelijkse wetenschappelijke activiteit dat het eigenlijk gewoon een beetje belachelijk is.