Franciscus Luycx werd geboren in Mol op 15 januari 1824 en hij trad binnen in het klooster van de H. Benedictus van Dendermonde op 24 augustus 1848. Op 5 september in het daarop volgende jaar legt hij zijn geloften af en krijgt hij de naam “Pater Paul”. Negen jaar later wordt hij priester gewijd. En na een heilig leven waarin hij veel wonderen heeft verricht, sterft hij op 24 februari 1896 in het klooster van Dendermonde.
Het Nederlands tijdschrift De Katholiek schreef in 1902:
Dom Paul had dus wel veel gelijkenis met de H. Malachias, van wie de H. Bernardus getuigt: “De behoefte, uit welke men tot hem riep, achtte hij de zijne, medelijdend en meestal ongeduldig in die van anderen.” Ook met de H. Severinus, van wie Montalembert schrijft: “Geheel verhard als hij was door vasten en versterving, voelde hij honger, als zij (de gevangene) honger hadden, en rilde van koude als de koude hun naakte lichamen aangreep.” Het meest doorslaand bewijs, dat wij met een oprecht heilig man te doen hebben, geeft de schrijver door de getuigenis aan te halen van zijn medekloosterlingen, namelijk: dat hij bijna nooit met hen sprak over de wonderlijke en aanhoudende gunsten, met welke hij allen overlaadde, die tot hem kwamen, zo dat toen enige tijd na zijn dood de faam zijner wonderdaden zich van alle zijden verspreidde, de verwondering der Benedictijnen algemeen was.
Tot de bisschop van Gent zei hij: “Monseigneur, ik ben niets en ik weet niets.” Toen een religieuze eens tot hem zei: “Met wie heb ik de eer te spreken?” antwoordde hij: “Ik ben de liefde Gods”. In al zijn gesprekken, brieven en preken was immers de liefde Gods het onderwerp. Daar nu de liefde Gods hem volle vrijheid gegeven had te vragen voor anderen, en Dom Paul reeds van natuur geheel liefde was tot de evenmens, zo kan men begrijpen, en de feiten zullen het bewijzen, hoe zijn uit zichzelf onmachtige menselijke liefde met twee handen greep naar alles wat maar dienstig kon zijn voor de menigvuldige ellenden die zich hem kwamen vertonen.
Ontelbaar zijn de diensten die hij de lijdende mensheid bewezen heeft. Zelfs het vee genas hij op wonderlijke wijze, wetend dat de Psalmist zegt: “Mensen en vee behoudt gij o Heer (Ps. XXXV, 7).” Hij heeft, wat betreft zijn belangstelling voor de ellenden, veel overeenkomst met de H. Vincentius van Paulo. Edoch men weet dat er verscheidenheid is in alle werken Gods en niet het minst onder de heilige mannen. De H. Kerk zegt in het Brevier van elke H. Belijder met alle recht: “Er is niemand aan hem gelijk gevonden in het onderhouden van de wet van de Allerhoogste.” Dom Paul deed wondere werken uit liefde; de H. Vincentius beoefende wondere liefde in zijn werken.
Gaan wij nu over tot de beschouwing der verhaalde wonderbare feiten. De schrijver meldt meer dan 500 gevallen waarin Dom Paul als wonderdoener of als voorzegger of als kenner der geheimste zaken wordt voorgesteld. Laat ik er enige aan het oordeel van de lezer onderwerpen.
Enkele fragmenten uit het boek:
p.26-27:
Een eerwaarde Pater Benedictijn uit Engeland, een Bruggeling, zegt: Eens bevond ik mij met verscheidene reizigers in de wachtkamer van het station te Brugge; wij zaten allen stil bijeen. Daar komt een nieuwe reiziger binnen, die iedereen met verwondering aankijkt, een kloosterling met zijn gesloten brevier in de hand. Het bruin van zijn versleten toog had een groenachtige tint aangenomen evenals zijn oude hoed, terwijl zijn schoenen er even onooglijk uitzagen. Terwijl hij langzaam van het ene einde van de wachtzaal naar het andere ging, fluisterde een priester mij in het oor: “Kent ge die pater niet? Het is pater Paul uit Steenbrugge.” Ik was blij die goede Pater te zien, waarvan ik had horen spreken, toen een arme vrouw, die pas binnen gekomen was, naar hem toeging en zei: “Pater, ik zou u graag eens willen spreken; wanneer kan ik u in het klooster aantreffen?” – “Kom, kom, zeg het nu maar,” antwoordde hij. – “Neen, het duurt veel te lang en de trein is op het punt aan te komen.” – “O, de trein, die komt twintig minuten te laat, spreek op uw gemak.” De portier, die deze laatste woorden gehoord had, begon hardop te lachen. Het gesprek van de pater met de oude vrouw begon evenwel en duurde geruime tijd. Eindelijk kondigde de portier de aankomst van de trein aan… Hij kwam precies twintig minuten te laat!
+
Een religieuze uit de omstreken van Dendermonde verklaart: “Op zekere dag ging ik te Dendermonde naar de kerk van de Benedictijnen, om bij Pater Paul, die ik nog niet kende, te biechten, maar ik zag dat zijn biechtstoel open en ledig stond. Terwijl ik heenging hoorde ik iemand “Hm, hm” roepen. Ik keerde terug en zag Pater Paul in zijn biechtstoel zitten. Hij was het die mij riep! Toch had ik niemand de kerk zien binnenkomen. In de biechtstoel gekomen, zei ik hem, dat ik wel wat beschaamd was om te biechten – “Dat geeft niets,” antwoordde hij, “dan zal ik uw biecht wel spreken.” En inderdaad, hij deed het tot mijn verbazing, zeer omstandig, en zonder dat ik er een woord aan toe behoefde te voegen.
+
Een kloosterling uit de abdij van Dendermonde zegt: Iets wat ons dikwijls heeft verwonderd, was, dat telkens als wij ons voor de nachtdienst naar de kapel begaven, Pater Paul er reeds aan het bidden was. Somtijds liepen de jonge Paters om ter hardst om er het eerst te zijn, maar tevergeefs, want altijd zagen zij er hem reeds neergeknield. – Deze kloosterling zegt verder dat hij Pater Paul haast nooit heeft gezien zonder de Rozenkrans in de hand.
+
p.34-35:
Een geneesheer uit Brugge had aan een zuster een vergiftig geneesmiddel voorgeschreven, hetgeen bereid en afgeleverd was door een leerling-apotheker, tijdens de afwezigheid van zijn patroon. Hetzij door onoplettendheid, ofwel door een vergissing, de dosis vergif was veel te groot, zodat de patiente hiervan het noodlottig gevolg ondervond.” In aller ijl geroepen, constateerde dokter een ongeneeslijke vergiftiging en beval de arme zuster zo spoedig mogelijk de laatste heilige Sacramenten te doen toedienen. De meest nabij zijnde kerk was die waar men P. Paul kon bevinden, en men liet dezen dus terstond halen. Hij kwam, doch vastberaden de bediening niet te verrichten, aangezien zoals hij zeide, de zieke op het punt te genezen was. Tevergeefs drongen de omstaande zusters erop aan dat de pater de zieke toch zou bedienen, op uitdrukkelijk bevel van de geneesheer; doch op de kalmsten toon antwoordde hij: “Als ik u nu zeg dat de zieke weldra genezen al, hoe kunt ge dan van mij verlangen dat ik haar de laatste heilige sacramenten toedien?” En nadat hij de zieke zijn zegen gegeven had, ging hij heen. Nauwelijks was hij weg of de zuster stond van het bed op en was geheel genezen.”
+
Een zieke dame, die om genezing aan P. Paul vroeg, kreeg het volgende antwoord: “U kunt niet genezen, aangezien ge u verzet tegen de roeping van uw dochter, die het kloosterleven verkiest.”
+
Toen de vier kinderen van een schipper te Antwerpen zwaar ziek geworden waren, besloot deze zich tot P. Paul te wenden. De Pater zei hem: “Gij hebt sedert zeven jaren niet meer gebiecht en uw vrouw sedert zes jaren, ziedaar de oorzaak van de ziekte uwer kinderen. Ga samen uwe biecht spreken te Antwerpen en uw kinderen zullen genezen.”
+
p.160:
Visioen van P. Paul, die hij aan een jonge dame te Knesselare medegedeeld heeft: –
“Ik heb de gewoonte dagelijks het Rozenhoedje van onze Lieve Vrouw der Zeven Smarten te bidden; op zekere dag echter, toen ik op reis was, had ik geheel onwetend nagelaten deze godvruchtige oefening te verrichten. De volgende nacht verscheen mij de H. Maagd, het hart doorstoken met zeven Smarten; haar ogen waren vol tranen en zij sprak geen woord. Mijn kruis gemaakt hebbende, begon ik terstond de Rozenkrans te bidden en ik zag de H. Maagd de handen vouwen. Toen de overweging en de gebeden van de eerste der Smarten ten einde was, zag ik dat één der zeven Smarten van Maria een hemels licht verspreidde. En, naarmate ik de volgende der Smarten overwoog, verspreidden de andere hetzelfde schitterende licht. Nadat ik tenslotte driemaal het Wees Gegroet had opgezegd, ter herinnering aan de tranen van Maria, verdwenen deze uit haar ogen, om plaats te maken voor een hemelse glimlach; de heilige Moeder groette mij, gaf mij haar zegen en verdween. ”
+
p.162:
Iemand uit Tielt verhaalt volgende woorden van Pater Paul:
-“Op zekere avond van het jaar 1895, na onze geestelijke oefeningen, wandelde ik in de pand van ons klooster, volgens gewoonte mijn drie Wees Gegroeten ter ere van de H. Maagd, om haar zegen te verkrijgen, opzeggend, als ik eensklaps deze goede Moeder zag, getooid met een van reinheid glanzend kleed; zij naderde tot mij en maakte met haar duim een kruisje op mijn voorhoofd. De ontroering die zich van mij meester maakte, is onbeschrijfelijk, en als deze verschijning nog twee minuten had voortgeduurd, zou P. Paul niet meer op deze wereld geweest zijn, aangezien ik deze lichtstraling niet langer meer zou hebben kunnen verdragen. ”
+
In de biechtstoel zei P. Paul tot een vriend uit Oostkamp: – “Na de Hemelvaart van onze Heer Jezus, communiceerde de H. Maagd dagelijks, en door een bijzonder voorrecht, bleef de H. Hostie geheel gaaf in haar, tot het ogenblik der volgende communie, zodat Maria altijd onze Heer Jezus Christus in haar bezat en zij zich voortdurend met haar Goddelijke Zoon on onderhouden.”
Enkele spreuken en wijsheden van Pater Paul:
-“Het is de nederigheid, die de mens verheft in de ogen van God.”
-“De minste daad van nederigheid is verdienstelijker dan een eeuw van vasten en versterving; daar de nederigheid steeds een deugd is, terwijl de onthouding menigmaal een hovaardigheid wordt.”
-“Het is in de tijdstippen gedurende dewelke de Kerk het meest vervolgd is, dat God in deze wereld de meeste heiligen maakt.”
-“Grote zaken moeten grote strijd hebben, anders deugt het niet.”
-“Indien de zondaar slechts een ogenblik de toestand zijner ziel kon aanschouwen, zij hij zeker van schrik sterven.”
-“Ik kan niets verkrijgen voor diegenen die de gewoonte hebben God te lasteren.”
-“Wanneer men daarboven aankomt, vraagt de H. Petrus: Hebt ge veel op aarde geleden? Zo ja, kom dan binnen; zo niet, dan is hier voor u geen plaats.”
-“Als ik de H. Communie uitreik,” zei P. Paul tot een vriend uit Oostkamp, “zie ik het kindje Jezus persoonlijk in de H. Hostie.”
Sommige voorvallen, vooral in verband met de biecht, doen denken aan het leven van de zalige Pater Valentinus (“het heilig Paterke van Hasselt”). In die tijd was het heel gewoon te biecht te gaan. Nu daarentegen … Zijn de mensen dan zo perfect geworden ??
Een goed verhaal en nuttige tips en het belang van de biecht !
Beste Michaël,
Ik vind het echt spijtig dat er op artikels die minder in de belangstelling van Katholieken zouden moeten staan, veel meer gereageerd wordt, als op dit artikel, en andere die een Katholiek hert toch eerst zouden moeten aanspreken.
Veel zegt dit over de gesteltenis van het hart.
Er wordt wel gereageerd op zaken die het Katholiek geloof niet bevorderen en als dan u één of ander artikel brengt die ziel en hart zouden moeten aanspreken, krijgen we nog niet eens een reactie erop.
Soms geef ik in mijn reacties aan dat u goede artikels brengt en verwijs ik ook naar uw website, of breng ik bijbelcitaten, waarop ik dan wordt aangesproken alsof het iets “verschrikkelijks” zou zijn.
Ik heb dat zo dikwijls in mijn leven meegemaakt, van sinds ik voor de Heer Jezus ijver, dat als ik van de liefde tot Jezus spreek ik een blik krijg van, ‘maar waar zijt gij nu over bezig?’.
Ik betreur dat toch zeer erg dat ik niet mag/kan ervaren hoe iemand Jezus lief heeft. Ik versta dat niet. Ik kan niet vatten dat er veel gebabbeld wordt over allerhande bijkomstigheden, zoals wetenschap, geschriften en artikels die in de pers verschijnen, dan over de liefde tot Jezus en Maria.
Uiteindelijk is het toch die liefde die u doet inzien hoe groot uw berouw is t.o.v. uw zonden in de biecht.
Wie heeft er dan wel eens echt geweend en gesnikt in de biechtstoel? Wie heeft het erover tijdens een gesprek met de medegelovigen of met een Priester? Zelfs met Priesters kan ik hierover, om zo te zeggen, niet spreken. Sommigen hebben wij wel eens gezegd dat ik niet verliefd op Jezus mag worden. Ik was zo verstomd dat ik zelfs de vraag niet kon stellen, die ik in mijn hoofd kreeg: ‘Maar waar zou de H. Katholieke Kerk anders over gaan als over de liefde tot Jezus?’
Daarom lees ik zo graag over deze H. Priester Pater Paul, Pater Pio, Pater Valentinus, en andere Heiligen, die wenen van liefde tot Jezus tijdens het H. Misoffer. Waarom, beste Michaël, verstaat men dat niet? Waarom niet?
O de zo zuiverende liefde tot Jezus wordt zo versmaad. Als men zou in de Hemel geraken, waarover denkt men dan dat het daar gaat? Hoe groter de liefde tot Jezus is, hoe korter men bij Hem is.
Het Goddelijk Hart van Jezus is een magneet die de liefdevolle hartjes aantrekt.
Oh, wat is er mooier als Jezus en Maria op een tedere wijze te beminnen? Duizenden gebeden kunnen dat niet vervangen.
Een teder liefhebbend en oprecht liefhebbend hart, zoals deze van deze Heilige Paters en andere Heiligen, bekomen alles van Jezus, volgens Zijn Heilige Wil.
Laus tibi Christe +
Ave Maria +
Op zo’n artikelen wordt er minst gereageerd; op mijn blog Cruxavespesunica wordt er bijna nooit gereageerd, maar de mensen lezen het stilletjes, en laten dit geestelijk voedsel in alle rust inwerken.
Maar als ik dan mensen ontmoet die mijn blog volgen, dan zijn ze altijd enorm enthousiast en dankbaar…
Alle lof en eer aan God.
In Christo.
M.