Kardinaal Caffarra: “Alleen een blinde kan ontkennen dat er in de kerk grote verwarring is”

Foto: EWTN

Kardinaal Caffara gaf een interview met de Italiaanse krant Il Foglio, waarin hij verduidelijkte: “De verdeling onder de herders is de oorzaak van de brief die wij gestuurd hebben naar Franciscus. Niet het effect. Beledigingen en bedreigingen van de canonieke sancties zijn onwaardig.” “Een kerk met weinig aandacht voor de doctrine is niet meer pastoraal, ze is gewoon meer onwetend”.

Bologna. “Ik denk dat verschillende dingen moeten worden verduidelijkt. De brief- en de dubia als bijlage – is een document waar lang over nagedacht is, gedurende maanden, en veel over gediscussieerd onder ons. Wat mij betreft, is er ook lang voor gebeden voor het Allerheiligste Sacrament.” Kardinaal Carlo Caffarra heeft dit gezegd, aan het begin van het lange gesprek met de krant ‘Foglio’ over de nu beroemde brief van “de vier kardinaal” aan de paus, die ze verzonden hebben om opheldering te vragen over Amoris laetitia, de apostolische exhortatie die de conclusies van de dubbele Synode over het gezin heeft samengevat, en die zoveel debatten heeft veroorzaakt – niet altijd met veel vriendelijkheid en verzorgdheid– zowel binnen als buiten de muren van het Vaticaan. “We wisten dat het gebaar dat we maakten zeer serieus was. We hadden twee bezorgdheden. De eerste was de kleinen in het geloof niet de schandaliseren. Dit is voor ons een fundamentele plicht als herders. Het tweede punt van zorg was dat niemand, gelovige of niet-gelovige, in de brief uitdrukkingen zou kunnen vinden die ook maar konden lijken op een gebrek aan respect jegens de paus. De definitieve tekst is dus het resultaat van verscheidene herzieningen: teksten herzien, afgewezen, verbeterd. ” Na deze opmerkingen, gaat Caffarra in op de materie.

“Wat dreef ons tot dit gebaar? Een overweging van algemeen-structurele aard en een van contingent-tijdsgebonden aard. Laat ons beginnen bij de eerste overweging. Er bestaat voor ons, kardinalen, de belangrijke plicht de paus te adviseren bij het bestuur van de Kerk. Het is een plicht, en plichten moeten uitgevoerd worden. Als meer tijdsgebonden overweging was er, aan de andere kant, het feit – dat alleen een blinde kan ontkennen – dat er in de Kerk een grote verwarring, onzekerheid, twijfel is, veroorzaakt door sommige paragrafen van Amoris laetitia. De afgelopen maanden hebben verschillende bisschoppen over deze fundamentele kwesties met betrekking tot het sacramentele leven (huwelijk, biecht en de Eucharistie) iets gezegd, en hebben anderen juist het tegenovergestelde gezegd. Met de bedoeling dezelfde teksten goed te interpreteren “.

Waarheid, geen mededogen. Dat is wat de kardinalen vragen aan de paus

Brandmüller, Burke, Caffarra en Meisner, hebben gedaan wat nodig was door te schrijven aan Fransiscus. Het geloof wordt bedreigd door moderne suggesties. Ze dienen het woord van Petrus.

En “Dit is een feit, onontkenbaar, omdat feiten koppige zijn, zoals David Hume heeft gezegd. De uitweg uit dit  “conflict van interpretaties” was het teruggrijpen naar theologische basiscriteria voor interpretatie, met behulp waarvan ik denk dat men redelijkerwijs kan aantonen dat Amoris laetitia niet in tegenspraak met Familiaris consortio is. Persoonlijk, in openbare bijeenkomsten met leken en priesters heb ik altijd dit pad gevolgd “. Maar het was niet voldoende, zegt de aartsbisschop-emeritus van Bologna. “We beseften dat dit epistemologische model niet voldoende was. Het contrast tussen deze twee interpretaties bleef bestaan. Er was slechts één manier om hieruit te komen: Aan de auteur van de tekst, die op twee tegenstrijdige manieren uitgelegd wordt, vragen wat de juiste interpretatie is. Er is geen andere manier. Het volgende probleem was hoe we ons konden wenden tot de paus. Wij hebben gekozen voor een zeer traditionele manier in de kerk, de zogenaamde dubia“.

Waarom?” Omdat het een instrument is waarmee de paus, volgens zijn oordeel, zou kunnen antwoorden zonder lange en uitgewerkte antwoorden te moeten geven. Hij moest alleen antwoorden met ‘ja’ of ‘nee’. En, zoals de pausen vaak hebben gedaan, verwijzen naar auteurs die betrouwbaar zijn in geloofszaken (“ probati auctores”) of aan de Congregatie van de Geloofsleer vragen om een verklaring toe te voegen om het ‘ja’ of het ‘nee’ mee uit te leggen. Het leek ons zo het eenvoudigst. De andere vraag die zich stelde was of we het zouden doen in privé of in het openbaar. We hebben het gesproken en zijn overeengekomen dat het een gebrek aan respect om het meteen publiek te doen. Zodoende hebben we het privé gedaan en alleen wanneer wij vastgesteld hebben dat de heilige vader niet zou reageren, hebben we besloten om het te publiceren “.

Twee weken na het consistorie over de familie, bespreekt kardinaal Carlo Caffarra, aartsbisschop van Bologna, met Foglio de thema’s op de agenda van de buitengewone Synode van oktober aanstaande en van de gewone van 2015: het huwelijk, familie, de leer van Humanae Vitae, boete. “Als we spreken over gender en over het zogenaamde homohuwelijk – zegt Caffarra  –is het waar dat daar niet over gesproken is in de tijd van Familiaris Consortio. Maar over alle andere problemen, met name over de hertrouwde gescheidenen, is uitvoerig besproken. Hiervan ben ik een directe getuige, want ik was een van de raadgevars van de Synode van 1980”.

Dit is een van de punten waarover het meeste is gediscussieerd. Ten slotte was het kardinaal Müller, prefect van het voormalige Heilig Officie, die de publicatie van de brief als zijnde verkeerd beoordeeld heeft. Caffarra legt uit: “we hebben de stilte geïnterpreteerd als toestemming om de theologische discussie voort te zetten. En, daarbij, het probleem treft zowel het leergezag van de bisschoppen (die, laten we niet vergeten, hun ambt uitoefenen niet door de delegatie van de paus, maar op grond van het sacrament dat zij hebben ontvangen) als het leven van de gelovigen zeer diep. Zowel de enen als de anderen hebben het recht het te weten. Veel gelovigen en priesters zeiden “maar jullie, kardinalen, hebben de plicht in een situatie als deze om in te grijpen bijde paus. Waarvoor bestaan jullie anders als het niet is om de paus in dergelijke ernstige zaken helpen?” Er ontstond schandaal onder veel gelovigen, alsof we ons gedroegen als “honden die niet blaffen”, zoals de profeet gezegd heeft. Dit is wat er achter die twee pagina’s zit”.

Desondanks kwam er zeer veel kritiek, zelfs van collega-bisschoppen of van Curieleden: “sommigen blijven maar zeggen dat we niet volgzaam zijn geweest aan het leergezag van de paus. Dit is vals en lasterlijk. Juist omdat we niet opstandig wilden worden, hebben we aan de paus geschreven. Ik kan pas gewillig aan het leergezag van de paus zijn als ik weet wat de paus leert op het gebied van geloof en het christelijke leven. Maar het probleem is precies dit: dat op fundamentele punten je niet goed begrijpt wat de paus leert, zoals blijkt uit het conflict van interpretaties tussen de bisschoppen. We willen volgzaam zijn aan het leergezag van de paus, maar het leergezag van de paus moet duidelijk zijn. Niemand van ons – zegt het aartsbisschop-Emeritus van Bologna – wilde de heilige vader ‘dwingen’ te reageren: in de brief hebben we over soevereine beslissing gesproken. Eenvoudig en met alle respect hadden we vragen. Het is onterecht dat hierdoor beschuldigingen komen alsof we de Kerk hebben willen verdelen. De verdeling, die reeds in de kerk bestonden, is de oorzaak van de brief, niet het effect ervan. Onwaardig daarentegen in zo’n context binnen de kerk zijn beledigingen en bedreigingen van de canonieke sancties.” In de inleiding van de brief merkt men “een ernstige ongerustheid onder veel gelovigen en een grote verwarring over vragen die zeer belangrijk voor het leven van de kerk zijn” op.

Waaruit bestaat deze verwarring en verbijstering precies? Caffarra antwoordt: “ ik heb een brief van een priester ontvangen die een perfect beeld geeft van wat er gebeurd is. Hij schreef me: ‘ in de geestelijke leiding en in de biecht weet ik niet meer weet wat te zeggen. Aan een biechteling die me zegt: ik woon in alle opzichten als een man met een vrouw die gescheiden is en nu ik ontvang ik regelmatig de Eucharistie, stel ik een weg voor om deze situatie te corrigeren. Maar de biechteling stopt me en onmiddellijk reageert: kijk, vader, de paus heeft gezegd dat ik de Eucharistie kan ontvangen, zonder het voornemen om in onthouding te leven. Ik kan deze situatie niet meer aan. De Kerk kan me alles vragen, maar niet om mijn geweten te verraden. En mijn geweten maakt bezwaar tegen een vermeende pauselijke leer om onder bepaalde omstandigheden degenen die more uxorio leven zonder getrouwd te zijn toe te laten tot de Eucharistie.’ Zo schreef de pastoor. De situatie van veel herders, ik bedoel vooral parochiepriesters, is zo: ze bevinden zich in een last die ze niet kunnen dragen. Dat is wat ik denk wanneer ik het heb over een grote verwarring. En ik spreek over de parochiepriesters; veel gelovigen verblijven in nog grotere verwarring. Het gaat hier over kwesties die geen bijzaak zijn. We discussiëren niet over vragen zoals de vraag of vis de vasten breekt of niet. Dit zijn zeer ernstige problemen voor het leven van de kerk en voor het eeuwige heil van de gelovigen. Laten we nooit vergeten:  de opperste wet van de kerk is de eeuwige zaligheid van gelovigen. Niet andere zorgen. Jezus heeft Zijn Kerk gesticht omdat de gelovigen het eeuwige leven zouden hebben, en wel in overvloed.”

De verdeling waarover kardinaal Carlo Caffarra het heeft, ontstond vooral uit de interpretatie van de paragrafen 300 tot 305 van Amoris laetitia. Voor velen, waaronder verschillende bisschoppen, is hier de bevestiging van een verandering die niet alleen pastoraal maar ook doctrinair is. Anderen denken echter dat het perfect geïntegreerd is en in samenhang met het leergezag uit het verleden. Hoe kunnen we uit deze verschillende interpretaties ontsnappen? “Ik zou eerst twee heel belangrijke dingen willen zeggen. Een pastorale praxis willen die haar wortels niet heeft in de doctrine betekent een pastorale praxis op willekeur funderen. Een kerk met weinig aandacht voor de doctrine is niet een meer pastorale kerk, maar het is een onwetende kerk. De waarheid waarvan wij spreken is niet een formele waarheid, maar een waarheid die eeuwig heil geeft: Veritas salutaris, in theologische termen. Laat het me uitleggen. Er is zoiets als een formele waarheid. Bijvoorbeeld, ik wil weten of de langste rivier van de wereld de Amazone of de Nijl is. Het blijkt dat het de Amazone is. Dit is een formele waarheid. ‘Formele’ betekent dat deze kennis geen relatie heeft met mijn manier heeft van vrij zijn. Zelfs als het antwoord andersom geweest was, zou het niets veranderd hebben aan mijn manier van vrij te zijn. Maar er zijn waarheden die ik ‘existentiële’ noem. Bijvoorbeeld de waarheid dat het beter is onrecht te ondergaan dan onrecht aan anderen te berokken, zoals Socrates het geleerd heeft; is een waarheid die mijn manier van handelen op een heel andere manier beïnvloed dan wanneer het tegenovergestelde waar zou zijn. Wanneer de Kerk spreekt van de waarheid, heeft ze het over het tweede soort, die, als er in vrijheid naar geluisterd wordt, het ware leven genereert. Als ik mensen hoor zeggen dat het gewoon een pastorale verandering is en geen doctrinaire of als men denkt dat het verbod op overspel een louter positieve wet is die gewijzigd kan worden, Betekent dit niets anders dan beweren dat een driehoek gewoonlijk drie zijden heeft, maar dat er een mogelijkheid zou zijn om er een te bouwen met vier zijden. Ik bedoel: het is een absurde uitspraak. De Middeleeuwers hebben immers al gezegd: “theoria sine praxi, currus sine axi; praxis sine theoria, caecus in via (theorie zonder praktijk is als een renwagen zonder wielen; praktijk zonder theorie als een blinde op weg)”.

Het tweede dat de aartsbisschop van Bologna wil zeggen gaat over “het grote thema van de ontwikkeling van de doctrine, die altijd het christelijke denken heeft vergezeld. En dat, zoals we weten, prachtig is neergeschreven door de zalige John Henry Newman. Als er een duidelijk punt is, en als er geen evolutie is, is er een tegenstrijdigheid. Als ik zeg dat ‘s’ gelijk is aan ‘p’ en dan dat ‘s’ niet gelijk is aan ‘p’, dan is de tweede stelling geen evolutie uit de eerste maar, maar is ze tegengesteld aan de eerste. Aristoteles heeft al terecht geleerd dat een universele bevestigende stelling verkondigen (bvb.: elke overspel is onrechtvaardig) en tegelijkertijd een particuliere ontkennende stelling verkondigen met hetzelfde onderwerp en predicaat als de eerste (bvb.: sommige gevallen van overspel zijn niet onrechtvaardig), zorgt voor een tegenspraak tussen beide. Ten slotte, om de logica van het christelijke leven te definiëren, zou ik willen verwijzen naar een uitspraak van Kierkegaard: “Altijd bewegen door altijd op hetzelfde punt te blijven.”

“Het probleem”, voegt hij eraan toe, “ligt erin te zien of de veelbesproken paragrafen 300-305 van Amoris laetitia en de voetnoot nr. 351 in strijd is met het vorige leergezag van de pausen die met dezelfde vraag zijn geconfronteerd of niet. Volgens veel bisschoppen is er een tegenspraak. Volgens alndere bisschoppen is er geen sprake van tegenstrijdigheid, maar van ontwikkeling. En dat is waarom wij de paus gevraagd hebben om een antwoord.” Zo komen we bij het meest bediscussieerde punt dat voor zoveel ophef gezorgd heeft in de synode: de mogelijkheid hertrouwd gescheidenen toe te laten tot de Eucharistie. Deze vraag wordt niet expliciet beantwoord in Amoris laetitia, maar naar de mening van velen is het een feit dat geïmpliceerd wordt en dat niets meer is dan een evolutie in vergelijking met nummer 84 van de exhortatie Familiaris consortio van Paus Johannes Paulus II.

“Het probleem in haar essentie is als volgt”, stelt Caffarra, “kan de bedienaar van de Eucharistie (meestal de priester) de Eucharistie geven aan een persoon die woont more uxorio met een vrouw of een man leeft die niet echtgeno(o)t(e) is zonder de intentie om in onthouding te leven? Er zijn slechts twee antwoorden mogelijk: ofwel ‘ja’ of ‘nee’. Niemand betwist het dat Familiaris consortio, Sacramentum unitatis, de code van het kerkelijk recht en de catechismus van de katholieke kerk deze vraag beantwoorden met ‘nee’. Een ‘nee’ dat legitiem is, aangezien de gelovige niet van plan is zijn toestand van more uxorio samenleven op te geven. Heeft Amoris laetitia nu geleerd dat, gelet op bepaalde precieze omstandigheden en na het afleggen van een bepaalde weg, de gelovigen de Eucharistie kunnen benaderen zonder zich te verbinden tot onthouding? Er zijn bisschoppen die leren dat dit mogelijk is. Logisch gezien moet je dan ook leren dat overspel niet in en van zichzelf slecht is. Het is irrelevant beroep te doen op onwetendheid of op een fout met betrekking tot de onbindbaarheid van het huwelijk; iets dat helaas vaak gebeurt. Deze factoren hebben een interpretatieve waarde, geen indicatieve. Ze mogen gebruikt worden als een methode om te oordelen over de morele ontoerekenbaarheid van handelingen die reeds gesteld zijn, maar mogen geen beginsel vormen om handelingen te stellen. De priester, zegt de kardinaal, heeft de plicht de onwetende te verlichten en de dwalende te corrigeren”.

“Wat Amoris laetitia daarentegen aan nieuws heeft gebracht in deze kwestie, is de oproep tot de priesters om zicht niet tevreden te stellen met ‘nee’ te antwoorden (dit betekent echter niet ‘ja’ antwoorden), maar om de persoon bij de hand te nemen en te helpen om te groeien tot het punt dat ze begrijpt dat ze in een toestand is die ervoor zorgt dat ze de Eucharistie niet kan ontvangen, als ze niet ophoudt met de intimiteiten als koppel. Maar het is niet zo dat de priester kan zeggen ‘ help ze op hun weg, ook door de sacramenten te geven’. En het is hierover dat in de voetnoot 351 de tekst dubbelzinnig is. Als ik tegen de persoon zeg dat ze geen seksuele betrekkingen mag hebben met degene die niet haar man is, maar dat ze daarentegen, aangezien ze een beetje moe is, het toch mag, maar slechts één tot drie keer per week, dan heeft dit alles geen zin; en het is geen vorm van barmhartigheid tegenover deze persoon. Om een einde te maken aan een ingeburgerd gedrag – een habitus, zeggen theologen – moet er het sterk voornemen zijn om het gedrag niet meer te doen. In het goede is er een gestage vooruitgang, maar in het slechte opgeven en beginnen aan het goede moet er een onmiddellijke keuze zijn, ook al kan ze lang voorbereid zijn. Tijdens een bepaalde periode bad Augustinus, “Heer, geef me kuisheid, maar nog niet nu.” “ Bij het lezen van de dubia, lijkt het dat misschien meer dan Familiaris consortio, Veritatis splendor op het spel staat. is dat zo?

Ja, antwoordt Caffara. “Hier staat op het spel wat Veritatis Splendor leert. Deze encycliek (6 augustus 1993) is volgens de intentie van de paus Johannes Paulus II een zeer leerstellige document, tot het punt dat – een uitzonderlijke zaak onder de huidige encyclieken – ze alleen gericht is aan de bisschoppen in hun hoedanigheid als verantwoordelijk voor het geloof dat geloofd en beleefd moet worden (cf. . n ° 5). Het is hen die de paus op het einde aanraadt waakzaam te zijn over de leringen die in deze encycliek veroordeeld of aangeleerd worden. Voor de eerste opdat ze zich niet zouden verspreiden in de christelijke gemeenschappen, voor de laatste opdat ze onderwezen zouden worden (cfr. N ° 116).

Een van de fundamentele leerstellingen van het document is dat er handelingen bestaan die door en in zichzelf als onrechtvaardig kunnen worden benoemd, ongeacht de omstandigheden waarin zij worden gedaan en het doel waarmee ze gedaan worden. Hij voegt eraan toe dat het ontkennen van dit feit kan leiden tot het ontkennen van de zin van het martelaarschap (cf .. N° 90-94). Iedere martelaar, onderstreept de aartsbisschop-emeritus van Bologno, had tenslotte kunnen zeggen: ‘Maar ik bevind me in een omstandigheid … in dergelijke omstandigheden heb ik niet meer de plicht om mijn geloof te belijden, of om de onschendbaarheid van het moreel goede bevestigen’. Denk aan de moeilijkheden die de vrouw van Thomas More haar man aandeed toen hij al in de gevangenis veroordeeld was: ‘Je hebt plichten tegenover je familie, de kinderen’. Hetgeen dat hierboven staat is een argumentatie vanuit het geloof. Maar zelfs als je alleen het verstand gebruikt, zie ik dat het ontkennen van het bestaan van intrinsiek onjuiste handelingen impliceert dat er ook geen grens is die de machthebbers niet kunnen en niet mogen overschrijden. Socrates was de eerste in het Westen om dit te begrijpen. De vraag is dus ernstig, en ze kan niet worden overgelaten aan onzekerheden. Dit is de reden waarom we onszelf toegestaan hebben om de paus om verduidelijking te vragen, want er zijn bisschoppen, die dit feit lijken te ontkennen, verwijzend naar Amoris laetitia. Overspel is echter altijd beschouwd als een intrinsiek slechte daad. Lees maar wat Jezus zegt hierover, de H. Apostel Paulus en de geboden aan Mozes gegeven door de Heer.” Maar is er nog ruimte vandaag voor intrinsiek slechte handelingen? Of moeten we misschien kijken naar het feit dat alles door God vergeven kan worden?

“Opgelet”, zegt Caffarra, “hierover heerst grote verwarring. Alle zonden en keuzes die intrinsiek slecht zijn kunnen vergeven worden. ‘Intrinsiek slecht’ betekent dus niet ‘onvergeeflijk’. Jezus heeft zich echter niet beperkt tot te zeggen tegen de overspelige vrouw: ‘Ook Ik veroordeel u niet.’ Hij heeft ook gezegd: ‘Gaat en zondigt niet meer.’ (Jh. 8,10). De H. Thomas, geïnspireerd door de H. Augustinus, maakt een prachtige opmerking, wanneer hij schrijft dat Hij had kunnen zeggen: gaat en leeft zoals je wilt en je kan zeker zijn van mijn vergeving. Ondanks al uw zonden, zal ik u verlossen uit de kwellingen van de hel. Maar de Heer, die niet van schuld houdt en de zonde niet bevordert, veroordeelt de schuld, door te zeggen zondigt voortaan niet meer. Zo blijkt hoe liefdevol de Heer is in Zijn barmhartigheid en hoe rechtvaardig in Zijn Waarheid. (cf. Comm. ad Jh 1139). Wij zijn echter, om het zo te zeggen, vrij voor de Heer. En daarom gooit de Heer ons niet weg na Zijn vergiffenis. Er moet een wonderbaarlijke en mysterieuze huwelijk van de oneindige genade van God en de vrijheid van de mens zijn, die moet samengaan als wij vergeven willen worden.”

Wij vragen de kardinaal Caffara of de onduidelijkheid ook niet voortkomt uit de overtuiging, veelvuldig aanwezig onder de priesters, dat het geweten een faculteit is om zelf te beslissen over wat goed en slecht is, en dat in laatste instantie het beslissende woord gegeven is aan het geweten van het individu. “Ik denk dat dit het belangrijkste punt is van allemaal”, antwoordt hij, “Dit is een punt waar we een dragende kolom van de moderniteit tegenkomen. Laten we beginnen met de begrippen te verduidelijken. Het geweten beslist niet, want het geweten is een daad van de rede; de beslissing is een daad van de vrijheid, van de wil. Het geweten is een oordeel waarin het onderwerp van de stelling dat het uitdrukt de keuze is die ik op het punt sta te doen, of die ik al heb gedaan, en het predikaat is de morele kwalificatie van keuze. Het is dus een oordeel, geen beslissing. Natuurlijk wordt elk redelijk oordeel uitgeoefend aan de hand van criteria, anders is het geen oordeel, maar iets anders. Een criterium is hetgene op basis waarvan ik bevestig wat ik bevestig en ontken wat ik ontken. Hierover is er een bijzonder verhelderende passage van het tractaat betreffende het morele geweten van de zalige Rosmini: ‘Er is een licht in de mens is en er is een licht dat de mens is. Het licht dat in de mens is, is de wet van de Waarheid en de Genade. Het licht dat de mens is, is het rechte geweten, want de mens wordt het licht als het deelneemt aan het licht van de Waarheid door het geweten, in dit Licht gevormd. Tegenover deze opvatting van morele geweten staat nu de opvatting die als laatste rechter van de goedheid of boosaardigheid van keuzes de eigen subjectiviteit opricht. Hier is voor mij, zegt de prelaat de beslissende tegenstelling tot de visie van het leven dat eigen is aan de Kerk (omdat het eigen is aan de goddelijke openbaring) en de opvatting van het bewustzijn van de moderniteit “.

“Wie dit op een helder manier heeft gezien was de zalige Newman. In zijn beroemde brief aan de hertog van Norfolk, zegt hij: ‘Het geweten is een vicaris van Christus. Een profeet in de informatie, een monarch in haar bevelen, een priester in zijn zegen en vloek. Voor de wereld van de hedendaagse filosofie zijn deze woorden niets meer dan een lege en steriele woordenstroom, verstoken van echte betekenis. Op dit moment woedt er een felle oorlog, ik zou zeggen een soort van samenzwering tegen de rechten van geweten. Later voegt hij toe dat “in de naam van geweten wordt het ware geweten vernietigt. Dat is waarom bij de vijf dubia nummer vijf het belangrijkste is. Er is een passage van Amoris laetitia, op nummer 303, die niet duidelijk is; Het lijkt op – ik herhaal: het lijkt – toegeven aan de mogelijkheid van een waarachtig oordeel van geweten (geen dwalend;  dit is altijd bevestigd door de Kerk) in tegenspraak met wat de kerk leert met betrekking de goddelijke openbaring. Het lijkt. En dus hebben we de vraag aan de paus gesteld.”

“Newman”, zegt Caffarra, “zegt dat de paus, als hij tegen het geweten zou spreken, een ware zelfmoord zou plegen; hij zou zich het graf onder de voeten graven. Het is een zeer ernstige zaak. Hij zou het privé-oordeel verheffen tot het ultieme criterium van de morele waarheid. Zeg nooit tot iemand: ‘Volg altijd uw geweten’, zonder eraan toe te voegen, ‘bemin en zoek de waarheid en het goede’.”

Artikel door: Matteo di Matuzzi, van Il Foglio: “Solo un cieco può negare che nella Chiesa ci sia grande confusione”. Intervista al cardinale Caffarra
Vertaling door: Hiëronymus Saepinus, voor het Katholiek Forum

Auteur:Hiëronymus Saepinus

"Licet nos aut angelus de caelo evangelizet vobis praeterquam quod evangelizavimus vobis, anathema sit." (Gal. 1, 8) "Non enim est occultum quod non manifestetur nec absconditum quod non cognoscatur et in palam veniat." (Lc. 8, 17)